Categories
Journal Articles

Links, de oorlog en het Russisch-Oekraïens conflict

Sociale en politieke wetenschappers hebben de ideologische, politieke, economische en zelfs psychologische beweegredenen die leiden tot oorlog onderzocht, maar het waren socialistische denkers die een van de meest overtuigende inzichten hebben verschaft over het verband tussen de ontwikkeling van het kapitalisme en de proliferatie van oorlog. Dit essay wil opnieuw dit fundamenteel inzicht herwaarderen in deze onzekere tijden. Er bestaan immers tal van discussies binnen links hoe we het conflict in Oekraïne moeten begrijpen. Alleen via gedegen analyses kunnen we een zinnig politiek standpunt innemen.

Om een links standpunt te kunnen uitdragen, moeten we eerst terugkijken naar de houding van de vorige generaties. Binnen de Eerste Internationale was het de Belg César de Paepe die voor het eerst een klassieke socialistische analyse maakte over hoe moderne oorlogen onvermijdelijk verweven zijn met de ontwikkeling van het kapitalisme. Moderne oorlogen onderscheiden zich van haar voorgangers in het feit dat ze niet worden gevoerd door de ambities van een monarch of adellijke elite. Oorlogen worden eerder gevoerd omwille van de belangen die aanwezig zijn binnen ons dominant socio-economisch model. Voor de Paepe en zijn ideologische nazaten kon een les getrokken worden uit de talrijke moderne oorlogen: het waren en zijn in essentie “burgeroorlogen”, een woeste strijd tussen de werkende klassen die hen hierbij de noodzakelijke middelen tot overleven ontneemt.

Marx heeft nooit een coherente theorie over de oorlog ontwikkeld. Je vindt zijn korte en fragmentaire opmerkingen over het onderwerp doorheen zijn verzamelde geschriften, opmerkingen die op bepaalde punten zelfs contradictorisch zijn. Wat betekent dat hij ook geen helder standpunt aan zijn lezers heeft nagelaten hoe zij zich politiek moeten positioneren tegenover de oorlog. In Het Kapitaal vinden we de opmerking dat geweld “de vroedvrouw van iedere oude maatschappij is, die op haar beurt zwanger is van een nieuwe samenleving”. Maar hij dacht niet dat oorlog een kortere weg vormt voor een revolutionaire omwenteling van de samenleving. Zijn politieke activiteiten waren eerder gericht op het ontwikkelen van het principe van internationale solidariteit tussen de werkende klassen.

Zijn compagnon de route, Engels, had daarentegen wel veel zaken geschreven over oorlog. Hij schreef er zelfs een boekje over, “Kan Europa ontwapenen?”. In dit werk bemerkte hij dat de tweede helft van de negentiende eeuw werd getekend door grootmachten die elk op hun beurt trachten hun rivalen militair te overvleugelen. De voorbereiding op een grootscheepse oorlog vormde steeds een centraal motief in het beleid van om het even welke grootmacht. Elke kapitalistische grootmacht investeerde immense sommen in wapenproductie (onvergelijkbaar met vroegere periodes), waardoor Europa voortdurend op de rand stond van een ongeziene vernietigingsoorlog: “Europa ondergaat het systeem van professionele staande legers op een dermate extreme manier dat het ofwel zal leiden tot de economische ondergang voor de gewone bevolking omwille van stijgende militaire uitgaven, ofwel zal de situatie degenereren tot een uitroeiingoorlog”. Engels benadrukte dat staande legers niet alleen bestonden om een externe vijand een halt toe te roepen, maar evengoed om “interne vijanden” te bekampen. Dit soort leger intervenieert in de klassenstrijd ten voordele van de heersende belangen. Engels beschouwde dan ook de eis om diensttijd gradueel te verkorten als een integraal onderdeel van de socialistische strijd binnen het breder kader van een oproep tot algemene ontwapening en het streven naar internationale vrede.

Beproevingen en ondergang van de IIde Internationale
Het duurde niet lang tot wanneer dit theoretisch debat in vredestijd het meest acute politieke probleem van een tijdsbestek werd. De verkozen vertegenwoordigers van de arbeidersbeweging waren initieel gekant tegen elke steun aan een oorlog. Tijdens het Frans-Pruisisch conflict van 1870 (wat de Parijse Commune voorafging) veroordeelden de sociaal-democraten Wilhelm Liebknecht en August Bebel de annexionistische doelstellingen van Bismarcks Duitsland. Zij stemden dan ook tegen de oorlogskredieten. Zij werden vervolgens tot twee jaar gevangenis veroordeeld, met als reden hoogverraad, nadat ze de beslissing om het wetsontwerp inzake het extra financieren van de oorlog verwierpen. De moedige houding van deze volksvertegenwoordigers gaf alleszins aan dat de werkende klasse alternatieven bezat om een oorlogscrisis te lijf te gaan.

Debatten over de oorlog binnen de IIde Internationale wonnen alleen maar aan belang binnen het kader van de Europese mogendheden die verder het pad bleven bewandelen van imperialistische expansie. Een resolutie, aangenomen tijdens het stichtingscongres, omschreef vrede als de “noodzakelijke voorwaarde voor de emancipatie van de arbeider”. De Duitse “Weltpolitik” – het agressief buitenlands beleid van keizerlijk Duitsland om haar macht op de internationale arena te vergroten – veranderde de geopolitieke context waarbinnen de sociaal-democraten politiek moesten opereren. Het principe van anti-militarisme werd een hoeksteek van de arbeidersbeweging. En frequent kwamen discussies over oorlogsconflicten naar de publieke oppervlakte. Oorlog werd niet alleen beschouwd als een kans tot een revolutionaire omwenteling, waarbij het werd aanzien als een destabiliserende factor die zou leiden tot een implosie van een systeem – een idee dat kan getraceerd worden tot Maximilien Robespierre en zijn beroemde uitspraak “Men kan geen revolutie nastreven zonder revolutie”. Het werd eerder aanzien als een van de grootste gevaren voor de werkende klassen, omdat oorlog altijd gepaard gaat met honger, armoede en werkloosheid.

De basisprincipes van de arbeidersbeweging binnen de schoot van de IIde Internationale werden verder uitgekristalliseerd in de resolutie “Over het militarisme en internationale conflicten” in 1907 te Stuttgart. De partijen moesten consequent stemmen tegen stijgende oorlogsbudgetten, het model van staande legers afkeuren, en, indien het dan toch noodzakelijk bleek te zijn, het idee van volksmilities prefereren. In de jaren naar aanloop van WOI bleek de IIde Internationale minder en minder begaan te zijn met het voeren van een politiek dat vrede centraal stelde. Met als noodlottig resultaat dat de meeste partijen de nationale elites steunden bij het initiëren van de Grote Oorlog. En dit bracht rampzalige gevolgen met zich mee voor de gehele mensheid.

Maar binnen links waren er ook nog overtuigde tegenstanders van de oorlog die zich bleven verzetten tegen deze nationalistische omwenteling van de sociaal-democratie. De twee meest gekende namen waren Rosa Luxemburg en Vladimir Lenin. Luxemburg ontwikkelde een verder verfijnde analyse, waarin ze aantoonde hoe het militarisme een hoofdbestanddeel vormde van de werking van een kapitalistische staat. Zij voerde met veel verbeten overtuiging een “oorlog tegen de oorlog”, een slogan die de politieke hoeksteen vormde van de oppositie binnen de arbeidersbeweging, en zij kon veruit het meeste maatschappelijke impact genereren in vergelijking met veel van haar linkse medestanders. In haar pamflet “De crisis van de sociaal-democratie”, ook wel het “Junius pamflet” (1915) genaamd, schreef ze dat de IIde Internationale ten onder was gegaan omdat het faalde “in het ontwikkelen van een afdoende tactiek en praktijk die gedeeld kon worden door het proletariaat over de nationale grenzen heen”. Daarom moet de centrale doelstelling van de werkende klasse bestaan uit “het bevechten van het imperialisme en voorkomen van oorlogen, zowel in tijden van vrede als oorlog”.

Lenin gaf op zijn beurt twee belangrijke inzichten mee aan zijn lezers, die zowel te vinden zijn in zijn vlugschrift “Socialisme en de oorlog” als in talrijke andere bijdragen. Een eerste fundamentele kwestie draait rond het begrip “historisch falsificatie”: burgerlijke elites hebben doorheen de geschiedenis steeds gepoogd om hun buitenlandse interventies af te schilderen vanuit “een progressieve notie van nationale bevrijding” van een ander volk. Terwijl deze oorlogen in realiteit draaien om economische plundering. Oorlogen tussen belligerente dominante staten worden gevoerd om uit te maken wie ditmaal de meeste andere volkeren mag onderdrukken. Deze oorlogen zullen dus steeds de ongelijkheden van het kapitalisme intensifiëren. Een tweede zaak gaat over de steun van de nationale sociaal-democratische partijen aan imperialistische oorlogen. Zij zullen hierbij de klassentegenstellingen opzij schuiven wanneer zij hun politieke steun uitspreken voor de nationale burgerij in kwestie. In ruil voor deze steun hopen zij dat ze “de kruimels van de winsten kunnen verkrijgen van deze nationale burgerij, veelal vergaard door het plunderen van andere landen”. Lenin verwierp deze politiek en bracht een ander fundamenteel inzicht in stelling: een socialistische beweging moet deze “imperialistische oorlogen omturnen tot een oorlog tussen het proletariaat en haar oorlogszuchtige burgerij en overheid”, dit is de enige manier om te komen tot “duurzame democratische vrede”. Lenin bezat hierbij een overtuiging die evenwel ontkracht zou worden door het verloop van de geschiedenis: dat het consequent voeren van de klassenstrijd tijdens een oorlogssituatie sowieso zou leiden tot een revolutionaire gezindheid onder de bevolking.

Politieke breukmomenten
De Eerste Wereldoorlog creëerde niet alleen schisma’s binnen de IIde Internationale, maar evengoed trad dit fenomeen op binnen de anarchistische beweging. Kropotkin schreef kort na het uitbreken van de vijandelijkheden dat “de Duitse inval in West-Europa moet neergeslagen worden door eenieder die begaan is met het idee van menselijke vooruitgang”. De Italiaanse anarchist Enrico Malatesta pende een wederwoord neer, waarin hij stelde dat “een Duitse overwinning ongetwijfeld zou leiden tot een triomf van het militarisme, maar dat tegelijkertijd een geallieerde overwinning een Russisch-Britse dominantie over Europa met zich zou meebrengen”. Kropotkin, wat te lezen valt in het “Manifest van de Zestien”, bleef in zijn idee geloven dat “men zich moet verzetten tegen de agressor die als bedoeling heeft al onze hoop voor de bevrijding van de mensheid te vernietigen”. Een overwinning voor de Triple Entente was een kwestie van het minste kwaad, het zou minder schade berokkenen aan de bestaande vrijheden. Malatesta en andere anarchisten die het “Manifest van de Anarchistische Internationale tegen de Oorlog” ondertekenden, verklaarden daarentegen: “Geen enkele van de belligerente partijen heeft het recht om zich het idee van beschaving toe te eigenen, en geen enkel van de betrokken partijen bezit de legitimiteit om zich te beroepen op het idee van zelfverdediging”.

De veelheid aan visies over de oorlog beroerde ook de feministische beweging. De Eerste Wereldoorlog maakte dat voor de eerste keer vrouwen jobs moesten uitoefenen die voorheen alleen weggelegd waren voor mannen. Maar tegelijk met deze maatschappelijke transformatie zag men ook veel tekenen van een nationalistische chauvinistische ideologie binnen de suffragette-beweging. Figuren zoals Luxemburg waren onontbeerlijk binnen de feministische beweging om een linkse tegenstem te vertolken. Linkse feministes konden de propaganda van de oorlogszuchtige regeringen aan de kaak stellen, regeringen die allerhande sociale verworvenheden wilden intrekken als een noodzakelijke opoffering om de vijand te kunnen verslaan. Met Luxemburg ontstond een politieke denkrichting die aantoonde hoe de strijd tegen het militarisme tegelijkertijd een strijd tegen het patriarchaat was. Na de oorlog zou de anti-oorlogsvisie een onderdeel vormen van de Internationale Vrouwendag, en de strijd tegen militaire conflicten en defensie-uitgaven zou een vast onderdeel vormen van de internationale vrouwenbeweging.

Een nieuwe fase brak aan met de opkomst van het nazisme en fascisme. De Tweede Wereldoorlog was nog meer maatschappelijk ingrijpend dan haar voorganger. Het nazisme voerde een imperialistische vernietigingsoorlog tegen de Sovjet-Unie. Het is geen toeval dat de Sovjet-troepen dit als de Grote Patriottische Oorlog bestempelden. De kost van de overwinning kon met geen enkel ander conflict worden vergeleken, en voor de volgende generaties Russen was de Grote Patriottische Oorlog een centraal gegeven in hun nationale identiteitsvorming – iets wat nu nog steeds leeft binnen de Russische samenleving.

De Tweede Oorlog zou ook tot onmiddellijk effect hebben dat de wereld werd verdeeld in twee machtsblokken. Stalin aanzag de opdracht van de internationale communistische beweging als zijnde de bescherming van de nationale belangen van de Sovjet-Unie. De creatie van een bufferzone tussen Oost en West, bestaande uit acht Oost-Europese landen, was een cruciaal gegeven in het beleid om zich te beschermen tegen een nieuwe invasie. Met Chroetsjov zou stilaan een nieuwe koers gevaren worden tegenover het Westen met ditmaal het centraal idee “vredevolle coëxistentie”. Helaas zou dit weinig veranderen voor de landen die moesten leven onder het “reëel bestaande socialisme”. In 1956 had de Sovjet-Unie reeds op zeer brutale wijze de Hongaarse Opstand onderdrukt. Op gelijksoortige wijze deed de Sovjet-Unie dit opnieuw met Tsjecho-Slowakije in 1968, toen in Praag de bevolking een democratisering van haar samenleving eiste. Brezjnev legitimeerde de militaire interventie met de notie van “gelimiteerde soevereiniteit” dat gold voor de respectievelijke Warschau-Pact landen: “Wanneer bepaalde krachten vijandig zijn tegenover het socialisme en pogen een socialistische land in kapitalistische richting te duwen, dan is dat niet alleen een probleem voor het respectievelijk land, maar een gedeelde zorg voor alle socialistische landen”. Het was aan de leidende bureaucratie van de Sovjet-Unie om te bepalen wat al dan niet viel onder de noemer “socialisme”. Het Rode Leger zou opnieuw een belangrijk instrument vormen voor het buitenlands beleid wanneer dezelfde bureaucratie besloot om Afghanistan binnen te vallen. Deze militaire interventies zorgden niet alleen voor een verdere wapenwedloop, maar het bracht ook het socialisme in diskrediet op mondiaal vlak. De Sovjet-Unie werd meer en meer aanzien als een imperiale macht die zich gedroeg zoals de Verenigde Staten.

Links is altijd gekant tegen de oorlog
Het einde van de Koude Oorlog zorgde alvast niet voor een vermindering van de interventiepolitiek door een selecte krans aan machtige staten. Ook is het duidelijk dat in de oude lidstaten van de Sovjet-Unie de bevolking niet leeft in meer open en vrije samenlevingen. Het Russisch-Oekraïens conflict brengt voor links opnieuw dilemma’s met zich mee, met specifiek de vraag hoe te reageren op de schending van de soevereiniteit van een land. We kunnen teruggrijpen naar de analyse van Lenin, die schrijft in zijn werk “De socialistische revolutie en het zelfbeschikkingsrecht van naties”: “Het is een feit dat het gevecht voor nationale vrijheid door een natie tegen een imperiale macht, in specifieke omstandigheden, kan misbruikt worden door een andere supermacht om haar eigen imperiale belangen na te streven. Tegelijkertijd mag dit feit geen hinderpaal vormen om het recht van naties tot zelfbeschikking te erkennen als een legitieme eis”. Links zal dus altijd rekening moeten houden met de geopolitieke aspecten van deze strijd tot nationale zelfbeschikking, en internationale politieke intriges zullen altijd aanwezig zijn. Maar links heeft historisch gezien het principe van nationale zelfbeschikking uitgedragen op basis van de wilsuiting van een bevolking. Ik citeer even Lenin verder in zijn “Resultaten van de discussie over zelfbeschikking”: “Indien de socialistische revolutie succesvol wil zijn in Petrograd, Berlijn, Warschau, dan moet de Poolse socialistische regering, net zoals de Russische als de Duitse, geen plannen koesteren om Oekraïners tegen hun wil binnen de Poolse staatsgrenzen te laten leven”. Dit zou dan ook het uitgangspunt moeten vormen van links hoe zij zich moeten verhouden ten opzichte van de nationalistische aspiraties van Poetin.

Maar historisch gezien hebben linkse krachten ook vaak de verleiding niet kunnen weerstaan om direct of indirect zijde te kiezen van een belligerente partij. Vaak hebben zij zich geschaard achter een misplaatste union sacrée. Dit zien wij momenteel ook gebeuren: de scheidingslijn tussen het Atlantisme en het pacifisme zijn soms zeer schimmig. De geschiedenis toont aan dat links zijn bestaansreden verliest indien het zich niet verzet tegen de oorlog, wanneer het zich laat opslorpen door een ideologie van de andere zijde. Dit gebeurt vooral wanneer linkse krachten hun politieke acties laten bepalen door hun aanwezigheid in een regering. Met andere woorden, wanneer hun uitvoerende mandaten belangrijker worden geacht dan hun principes. We denken hierbij aan de Italiaanse communisten, die de NAVO-interventies in Afghanistan en tegen Servië hebben gesteund. Momenteel steunt ook een parlementaire meerderheid binnen Unidas Podemos wapenleveringen aan Oekraïne, waarbij zij zich dus niet onderscheiden van de dominante politieke krachten die de oorlogszucht aanzwengelen.

Bonaparte is niet democratisch
Marx schreef in 1854, ten tijde van de Krimoorlog, een tekst die zich kantte tegen de Engelse liberalen die zich volmondig schaarden achter een anti-Russische coalitie: “Het is fundamenteel fout om te denken dat de oorlog tegen Rusland kan beschreven worden als een conflict tussen vrijheid en despotisme. Indien dit het geval zou zijn, dan zou vrijheid voor de zoveelste keer worden vertegenwoordigd door een Bonaparte [Napoleon III, nvdr]. En zijn enige doelstelling van deze oorlog is om de Weense Verdragen te waarborgen – verdragen die net de vrijheid en onafhankelijkheid van naties ondermijnen”. Indien we Bonaparte verwisselen met de Verenigde Staten en de Weense Verdragen met de NAVO, dan kunnen we gerust stellen dat deze observatie evengoed geschreven kon zijn over onze huidig tijdsbestek.

Wanneer iemand zowel het Russisch als Oekraïens nationalisme verwerpt, en zich ook kant tegen de expansiepolitiek van de NAVO, dan duidt dit niet op een onwil om politieke kant te kiezen of theoretisch ambiguïteit aan te hangen. De afgelopen paar maand hebben enkele academische experten complexe analyses gemaakt hoe wij dit conflict moeten begrijpen binnen zijn historische dimensies. Analyses voorbij zwart-wit-denken kunnen perfect hand in hand gaan met een complete veroordeling van de Russische agressie. Ook bestaan er genuanceerde experten die stellen dat een Oekraïense status van militaire ongebondenheid de meest effectieve weg inhoudt om te komen tot een spoedig einde van het oorlogsgeweld, waardoor het aantal burgerslachtoffers tot een minimum wordt beperkt. In mijn optiek moet links dan ook twee fundamentele uitgangspunten handhaven: een politiek steunen van de-escalatie en het streven naar een neutraal statuut voor een onafhankelijk Oekraïne.

Het Russisch oorlogsgeweld heeft begrijpelijk de publieke steun voor de NAVO doen toenemen. Daarom is het net voor links van belang om mensen te laten inzien dat de grootste oorlogsmachine op mondiaal vlak – de NAVO – geen oplossing kan vormen voor de problemen van internationale veiligheid. Het is en blijft een gevaarlijke en contraproductieve organisatie die nog steeds wordt gedreven door militaire expansie en unilaterale dominantie. De NAVO wakkert internationale spanningen aan, spanningen die leiden tot nieuwe oorlogen.

Voor links kan oorlogvoering niet een voortzetting van politiek met andere middelen inhouden, om Clausewitz’ befaamde uitspraak even aan te halen. In realiteit betekent oorlog eerder het falen van de politiek. Indien links de aspiratie wil bezitten om hegemonisch te worden, dan moet het onverwijld en onverbloemd de woorden “anti-militarisme” en “Neen tegen de oorlog!” uitdragen.

Categories
Journalism

El desmantelamiento de la OTAN es un requisito fundamental de la democracia

La guerra en Ucrania comenzo hace cuatro meses. Segun la Oficina del Alto Comisionado de las Naciones Unidas para los Derechos Humanos, ya ha causado la muerte de mas de 4.500 civiles y ha obligado a casi cinco millones de personas a abandonar sus hogares y convertirse en refugiados. Estas cifras no incluyen las muertes de militares -al menos 10.000 ucranianos y probablemente mas en el lado ruso- ni los muchos millones de personas desplazadas dentro de Ucrania. La invasion a Ucrania ha provocado la destruccion masiva de ciudades e infraestructuras civiles que tardaran generaciones en reconstruirse, asf como importantes crimenes de guerra, como los cometidos durante el asedio de Mariupol, perpetrados por las tropas rusas.
Con el objetivo de hacer un repaso de lo sucedido desde el inicio de la guerra, reflexionar sobre el papel de la OTAN y plantear posibles escenarios futuros, he llevado a cabo una mesa redonda con tres estudiosos de la tradicion marxista reconocidos internacionalmente: Etienne Balibar (EB), Silvia Federici (SF) y Michael Lowy (ML).

Marcello Musto (MM): La invasion rusa de Ucrania ha devuelto a Europa la brutalidad de la guerra y ha situado al mundo frente al dilema de como responder al ataque a la soberama ucraniana.

ML: Esta brutal invasion de Ucrania, con su serie de bombardeos de ciudades, con miles de vfctimas civiles, entre ellas ancianos y ninos, no tiene ninguna justificacion.

EB: La guerra que tiene lugar ante nuestros ojos es “total”. Es una guerra de destruccion y de terror llevada a cabo por el ejercito de un pais vecino mas poderoso, cuyo gobierno quiere enrolarlo en una aventura imperialista sin vuelta atras. El imperativo urgente e inmediato es que la resistencia de los ucranianos se mantenga, y que para ello sea y se sienta realmente apoyada por acciones y no por simples sentimientos. “Esperar a ver que pasa” no es una opcion.

MM: Junto a la justificada resistencia ucraniana, esta la cuestion igualmente critica del modo en que Europa puede evitar ser considerada una parte activa en la guerra y en su lugar contribuir, en la medida de lo posible, a una iniciativa diplomatica para poner fin al conflicto armado. De ahf la exigencia de una parte importante de la opinion publica -a pesar de la retorica belicosa de los ultimos cuatro meses- de que Europa no participe en la guerra. Se trata, en primer lugar, de evitar aun mas sufrimiento a la poblacion ucraniana. Porque el peligro es que, ya martirizada por el ejercito ruso, la nacion se convierta en un campamento militar que reciba armas de la OTAN y libre una prolongada guerra en nombre de quienes en Washington esperan un debilitamiento permanente de Rusia. Si esto ocurriera, el conflicto ina mas alla de la plena y legftima defensa de la soberama ucraniana. Los que denunciaron la peligrosa espiral de guerra que seguiria a los envfos de armas pesadas a Ucrania por supuesto no desean abandonar a su poblacion al podeno militar de Rusia. El “no alineamiento” no significa neutralidad o equidistancia, como han sugerido diversas caricaturas determinantes. Es una alternativa diplomatica concreta. Esto implica sopesar cuidadosamente cualquier accion en funcion de si favorece al objetivo clave en la situacion actual: es decir, abrir negociaciones crefbles para restablecer la paz.

SF: No hay ningun dilema. Hay que condenar la guerra de Rusia contra Ucrania. Nada puede justificar la destruccion de ciudades, la matanza de inocentes, el terror en el que se ven obligados a vivir miles de personas. En este acto de agresion se ha violado mucho mas que la soberama. Sin embargo, tambien debemos condenar las numerosas maniobras con las que EE. UU. y la OTAN han contribuido a fomentar esta guerra, y la decision de EE. UU. y la UE de enviar armas a Ucrania, lo que prolongara la guerra indefinidamente. El envfo de armas es especialmente censurable si se tiene en cuenta que la invasion rusa podna haberse detenido si EE. UU. hubiera dado a Rusia la garantia de que la OTAN no se extendena hasta sus fronteras.

MM: Desde el comienzo de la guerra, uno de los principales puntos de discusion ha sido el tipo de ayuda que se debfa proporcionar a los ucranianos para que se defendieran de la agresion rusa, pero sin generar las condiciones que llevanan a una destruccion aun mayor en Ucrania y a una expansion del conflicto a nivel internacional. Entre las cuestiones controvertidas estaba la conveniencia de enviar armas al Gobierno ucraniano. ^Cuales son, en su opinion, las decisiones que hay que tomar para garantizar el menor numero de vfctimas en Ucrania y evitar una mayor escalada?

ML: Se pueden hacer muchas criticas a la Ucrania actual: la falta de democracia, la opresion de la minoria rusoparlante, el “occidentalismo” y muchas otras. Pero no se puede negar al pueblo ucraniano su derecho a defenderse de la invasion rusa de su territorio en un brutal y criminal desprecio del derecho de las naciones a la autodeterminacion

EB: Yo diria que la guerra de los ucranianos contra la invasion rusa es una “guerra justa”, en el sentido amplio del termino. Soy muy consciente de que se trata de una consideracion cuestionable, y de que su larga historia en Occidente no ha estado exenta de manipulaciones e hipocresias, o de ilusiones desastrosas, pero no veo otro termino adecuado. Por lo tanto, me lo apropio especificando que una guerra “justa” es aquella en la que no basta con reconocer la legitimidad de los que se defienden de la agresion -el criterio del derecho internacional-, sino que es necesario comprometerse con su bando. Y que es una guerra en la que incluso aquellos, como yo, para quienes toda guerra -o toda guerra hoy, en el estado actual del mundo- es inaceptable o desastrosa, no tienen la opcion de permanecer pasivos. Porque la consecuencia de ello seria aun peor. Por lo tanto, no me siento entusiasmado, pero elijo: contra Putin. No empecemos a jugar de nuevo a la “no intervencion”. De todos modos, la UE ya esta involucrada en la guerra. Aunque no envie tropas, esta entregando armas, y creo que es correcto que lo haga. Es una forma de intervencion.

MM: Entiendo el espiritu de una parte de estas observaciones, pero yo me centraria mas en la necesidad de evitar una conflagracion general y, por lo tanto, en la necesidad urgente de alcanzar un acuerdo de paz. Cuanto mas tiempo pase, mayores seran los riesgos de una nueva expansion de la guerra. Nadie esta pensando en mirar hacia otro lado e ignorar lo que esta ocurriendo en Ucrania. Pero tenemos que darnos cuenta de que cuando esta implicada una potencia nuclear como Rusia, sin ningun movimiento de paz importante activo alli, es ilusorio pensar que se puede “ganar” la guerra contra Putin. El 9 de mayo Estados Unidos aprobo la Ley de Prestamo de Defensa de la Democracia de Ucrania: un paquete de mas de 40.000 millones de dolares en ayuda militar y financiera a Ucrania. Es una suma descomunal, y parece disenada para financiar una guerra prolongada. Los suministros de armamento cada vez mayores y Estados Unidos y la OTAN animan a Zelenski a seguir aplazando las tan necesarias conversaciones con el Gobierno ruso. Ademas, dado que las armas enviadas en muchas guerras en el pasado han sido utilizadas posteriormente por otros para fines diferentes, parece razonable preguntarse si estos envios solo serviran para expulsar a las fuerzas rusas del territorio ucraniano.

SF: Creo que la mejor medida seria que Estados Unidos y la UE dieran a Rusia la garantia de que Ucrania no entrara en la OTAN. Por desgracia no hay interes en buscar una

solucion. Muchos en la estructura de poder militar y politico de EE. UU. han estado defendiendo y preparando una confrontacion con Rusia durante anos. Y la guerra se utiliza ahora convenientemente para justificar un enorme aumento de la extraccion de petroleo y dejar de lado toda preocupacion por el calentamiento global. Tambien estamos asistiendo a una transferencia de miles de millones de dolares al complejo industrial militar de Estados Unidos. La paz no llegara con una escalada de los combates.

MM: Hablemos de las reacciones de la izquierda ante la invasion rusa. Algunas organizaciones, aunque solo una pequena minoria, cometieron un gran error politico al negarse a condenar claramente la “operacion militar especial” de Rusia, un error que, aparte de todo lo demas, hara que cualquier denuncia de futuros actos de agresion por parte de la OTAN, u otros, parezca menos crefble. Refleja una vision ideologicamente cegada que es incapaz de concebir la polftica de otra manera que no sea unidimensional, como si todas las cuestiones geopolfticas tuvieran que ser evaluadas unicamente en terminos de intentar debilitar a Estados Unidos. Al mismo tiempo, demasiados miembros de la izquierda han cedido a la tentacion de convertirse, directa o indirectamente, en cobeligerantes en esta guerra. Creo que, cuando no se oponen a la guerra, las fuerzas progresistas pierden una parte esencial de su razon de ser y acaban tragandose la ideologfa del campo contrario.

ML: Desafortunadamente, en America Latina, importantes fuerzas de la izquierda, y gobiernos como el venezolano, se han puesto del lado de Putin, o se han limitado a una especie de postura “neutral” -como Lula, el lfder del Partido de los Trabajadores en
Brasil-. La eleccion para la izquierda es entre el derecho de los pueblos a la autodeterminacion -como sostema Lenin- y el derecho de los imperios a invadir e intentar anexionarse otros pafses. No se pueden tener las dos cosas porque son opciones irreconciliables.

SF: En EE. UU., portavoces de movimientos a favor de la justicia social y organizaciones feministas como Code Pink han condenado la agresion rusa. Sin embargo, se ha observado que la defensa de la democracia por parte de EE. UU. y de la OTAN es bastante selectiva, teniendo en cuenta el historial de la OTAN y de EE. UU. en Afganistan, Yemen y las operaciones de Africom en el Sahel. Ciertamente es una pena que la izquierda institucional -empezando por Ocasio-Cortez- haya apoyado el envfo de armas a Ucrania. Tambien me gustana que los medios de comunicacion radicales fueran mas inquisitivos respecto a lo que nos cuentan a nivel institucional. Por ejemplo, ^por que “Africa se muere de hambre” por la guerra de Ucrania? ^Que polfticas internacionales han hecho que los pafses africanos dependan de los cereales ucranianos? ^Por que no se menciona el acaparamiento masivo de tierras a manos de empresas internacionales, lo que ha llevado a muchos a hablar de una “nueva lucha por Africa”?

MM: A pesar del aumento del apoyo a la OTAN tras la invasion rusa de Ucrania – demostrado por la peticion formal de Finlandia y Suecia de unirse a esta organizacion¬es necesario trabajar mas para que la opinion publica no vea la mayor y mas agresiva maquina de guerra del mundo (la OTAN) como la solucion a los problemas de seguridad global. En esta historia, la OTAN ha demostrado una vez mas ser una organizacion peligrosa que, en su afan de expansion y de dominacion unipolar, sirve para alimentar las tensiones que conducen a la guerra en el mundo. Sin embargo, hay algo paradojico. Casi cuatro meses despues del inicio de esta guerra podemos afirmar con toda seguridad que Putin no solo se equivoco en su estrategia militar, sino que acabo fortaleciendo -incluso desde el punto de vista del consenso internacional- al enemigo cuya esfera de influencia queria limitar: la OTAN.

ML: La OTAN es un monstruo polftico-militar generado por la Guerra Fria y su desmantelamiento es un requisito fundamental de la democracia. Desgraciadamente, la criminal invasion rusa de Ucrania ha resucitado a la OTAN. Suecia y Finlandia han decidido ahora unirse a ella. Hay un gran numero de tropas estadounidenses desplegadas en Europa. Alemania, que hace dos anos se negaba a ampliar su presupuesto militar a pesar de la brutal presion de Trump, recientemente ha decidido invertir 100.000 millones de euros en rearme. Putin ha salvado a la OTAN de su lento declive, quiza de su desaparicion.

SF: Es preocupante que la guerra de Rusia contra Ucrania haya provocado una gran amnesia acerca del expansionismo de la OTAN y el apoyo a la polftica imperialista de la UE y EE. UU. Los ejemplos del desprecio total y constitucional de la OTAN hacia la democracia que ahora pretende defender son demasiados para contarlos. No creo que la OTAN estuviera moribunda antes de la invasion rusa de Ucrania. Su marcha por Europa del Este y su presencia en Africa demuestran lo contrario.

MM: Esta amnesia parece haber afectado a muchas fuerzas de la izquierda en el gobierno. Revirtiendo sus principios historicos, la mayona parlamentaria de la Alianza de la Izquierda en Finlandia voto recientemente a favor de la adhesion a la OTAN. Esta conducta polftica subordinada ha castigado a los partidos de izquierda muchas veces en el pasado, incluso en las urnas, en cuanto ha surgido la ocasion.

EB: Cuanto mas asciende la OTAN como sistema de seguridad, mas decae la ONU. En Kosovo, Libia y, sobre todo en 2013, en Irak, el objetivo de Estados Unidos y de la OTAN a su paso era degradar la capacidad de mediar, regular e impartir justicia internacional de la ONU.

MM: Terminemos con lo que ustedes creen que sera el curso de la guerra y cuales son los posibles escenarios futuros.

EB: No se puede ser mas que extremadamente pesimista sobre los acontecimientos que se avecinan. Yo mismo lo soy y creo que las posibilidades de evitar el desastre son muy remotas. Hay al menos tres razones para pensar asL En primer lugar, es probable que se produzca una escalada, sobre todo si la resistencia a la invasion consigue mantenerse; y no puede detenerse en las armas “convencionales”, cuya frontera con las “armas de destruccion masiva” se ha vuelto muy difusa. En segundo lugar, si la guerra termina con un “resultado”, sera desastrosa en cualquier caso. Por supuesto, sera desastroso si Putin logra sus objetivos aplastando al pueblo ucraniano y a traves del estimulo que esto supone para empresas similares; o tambien si se ve obligado a detenerse y retirarse, con un retorno a la polftica de bloques en la que entonces el mundo quedara congelado. Cualquiera de estos resultados provocara un estallido de nacionalismo y odio que durara mucho tiempo. En tercer lugar, la guerra y sus secuelas frenan la movilizacion del planeta contra la catastrofe climatica; de hecho, contribuyen a precipitarla

SF: Yo tambien soy pesimista. Estados Unidos y otros pa^ses de la OTAN no tienen ninguna intencion de asegurar a Rusia que la OTAN no extendera su alcance hasta las fronteras de Rusia. Por lo tanto, la guerra continuara con consecuencias desastrosas para Ucrania, Rusia y mas alla. En los proximos meses veremos como se veran afectados otros pa^ses europeos. No puedo imaginar otros escenarios futuros que no sean la extension del estado de guerra permanente que ya es una realidad en tantas partes del mundo y, una vez mas, el desvfo de recursos muy necesarios para apoyar la reproduccion social hacia fines destructivos.

MM: Yo tambien tengo la sensacion de que la guerra no se detendra pronto. Una paz “imperfecta” pero inmediata sin duda seria preferible a la prolongacion de las hostilidades, pero demasiadas fuerzas sobre el terreno estan trabajando para que el desenlace sea distinto. Cada vez que un jefe de Estado declara que “apoyaremos a Ucrania hasta que salga victoriosa”, la perspectiva de las negociaciones se aleja aun mas. Sin embargo, creo que es mas probable que nos dirijamos a una continuacion indefinida de la guerra, con las tropas rusas enfrentandose a un ejercito ucraniano reabastecido y apoyado indirectamente por la OTAN. La izquierda debena luchar energicamente por una solucion diplomatica y contra el aumento del gasto militar, cuyo coste recaera sobre el mundo laboral y provocara una nueva crisis economica y social. Si esto es lo que va a ocurrir, los partidos que saldran ganando son los de extrema derecha que hoy en dfa estan dejando su impronta en el debate politico europeo.

ML: Para proponer un objetivo mas ambicioso, en terminos positivos, dina que deberiamos imaginar otra Europa y otra Rusia, libres de sus oligarqmas parasitarias capitalistas. La maxima de Jaures “el capitalismo lleva a la guerra como la nube a la tormenta” esta mas vigente que nunca. Solo en otra Europa, desde el Atlantico hasta los Urales -postcapitalista, social y ecologica- se puede asegurar la paz y la justicia. ^Es este escenario posible? Depende de cada uno de nosotros.

Categories
Journalism

Πόλεμος, ΝΑΤΟ και μελλοντικά σενάρια για την Ουκρανία

Ο πόλεμος στην Ουκρανία ξεκίνησε πριν από τέσσερις μήνες. Σύμφωνα με τον ΟΗΕ, έχει ήδη προκαλέσει τον θάνατο περισσότερων από 4.500 αμάχων και έχει αναγκάσει σχεδόν πέντε εκατομμύρια ανθρώπους να εγκαταλείψουν τα σπίτια τους και να γίνουν πρόσφυγες. Αυτοί οι αριθμοί δεν περιλαμβάνουν τους τουλάχιστον 20.000 θανάτους στρατιωτικών και τα πολλά εκατομμύρια ανθρώπων που έχουν εκτοπιστεί εντός της Ουκρανίας. Η εισβολή στην Ουκρανία προκάλεσε μαζικές καταστροφές πόλεων που θα χρειαστούν γενιές για να ξαναχτιστούν.

Με στόχο να εξετάσω τι συμβαίνει, να αναλογιστώ τον ρόλο του ΝΑΤΟ και να εξετάσω πιθανά μελλοντικά σενάρια, οργάνωσα μια συνέντευξη στρογγυλής τραπέζης με τρεις διεθνώς γνωστούς μελετητές της μαρξιστικής παράδοσης, τον Ετιέν Μπαλιμπάρ (επίτιμο καθηγητή Σύγχρονης Ευρωπαϊκής Φιλοσοφίας στο Kingston University του Λονδίνου), τη Σίλβια Φεντερίτσι (επίτιμη καθηγήτρια Πολιτικής Φιλοσοφίας στο Hofstra University, Νέα Υόρκη) και τον Μικαέλ Λεβί (επίτιμο διευθυντή στο CNRS, Παρίσι).

 

Μαρτσέλο Μούστο (M.M.): Η ρωσική εισβολή στην Ουκρανία έφερε τη βαρβαρότητα του πολέμου πίσω στην Ευρώπη και τον κόσμο αντιμέτωπο με το δίλημμα πώς να απαντήσει στην επίθεση στην ουκρανική εθνική κυριαρχία.

Μικαέλ Λεβί (M.Λ.): Αυτή η βάρβαρη εισβολή στην Ουκρανία, με τους βομβαρδισμούς των πόλεων, με χιλιάδες θύματα αμάχων, ανάμεσά τους ηλικιωμένοι και παιδιά, δεν έχει καμία δικαιολογία.

Ετιέν Μπαλιμπάρ (Eτ.Μπ.): Ο πόλεμος που εξελίσσεται μπροστά στα μάτια μας είναι «ολικός». Είναι ένας πόλεμος καταστροφής και τρόμου που διεξάγεται από τον στρατό μιας πιο ισχυρής γειτονικής χώρας. Το επείγον, η άμεση επιτακτική ανάγκη, είναι η αντίσταση των Ουκρανών να διατηρηθεί και για τον σκοπό αυτό θα πρέπει οι Ουκρανοί να αισθάνονται ότι υποστηρίζονται πραγματικά από πράξεις και όχι απλά συναισθήματα.

Μ.Μ.: Υπάρχει το εξίσου κρίσιμο ερώτημα πώς μπορεί η Ευρώπη να αποφύγει να θεωρηθεί ως παράγοντας στον πόλεμο και να συμβάλει αντ’ αυτού σε μια διπλωματική πρωτοβουλία. Εξ ου και η απαίτηση ενός σημαντικού μέρους της κοινής γνώμης να μη συμμετάσχει η Ευρώπη στον πόλεμο. Ο κίνδυνος είναι ότι η Ουκρανία, που ήδη υφίσταται το μαρτύριο της ρωσικής στρατιωτικής εισβολής, θα μετατραπεί σε ένα ένοπλο στρατόπεδο που λαμβάνει όπλα από το ΝΑΤΟ και διεξάγει έναν μακρύ πόλεμο για λογαριασμό εκείνων στην Ουάσινγκτον που ελπίζουν σε μόνιμη αποδυνάμωση της Ρωσίας. Εάν αυτό συνέβαινε, η σύγκρουση θα υπερέβαινε τη νόμιμη υπεράσπιση της ουκρανικής εθνικής κυριαρχίας. Οσοι κατήγγειλαν την επικίνδυνη σπειροειδή κλιμάκωση του πολέμου που θα ακολουθούσε τις αποστολές βαρέων όπλων στην Ουκρανία, δεν είναι ουδέτεροι. Πιστεύουμε ότι θα πρέπει να σταθμίσουμε προσεκτικά οποιαδήποτε ενέργεια, ανάλογα με το εάν φέρνει πιο κοντά στην έναρξη αξιόπιστων διαπραγματεύσεων και στην αποκατάσταση της ειρήνης.

Σίλβια Φεντερίτσι (Σ.Φ.): Ο πόλεμος της Ρωσίας στην Ουκρανία πρέπει να καταδικαστεί. Τίποτα δεν μπορεί να δικαιολογήσει την καταστροφή πόλεων, τις δολοφονίες και τον τρόμο που έχουμε δει. Ωστόσο πρέπει επίσης να καταδικάσουμε τους πολλούς ελιγμούς με τους οποίους οι ΗΠΑ και το ΝΑΤΟ συνέβαλαν στην υποκίνηση αυτού του πολέμου, καθώς και την απόφαση των ΗΠΑ και της Ε.Ε. να στείλουν όπλα στην Ουκρανία, κάτι που θα παρατείνει τον πόλεμο επ’ αόριστον. Η αποστολή όπλων είναι απολύτως απαράδεκτη, δεδομένου ότι η εισβολή της Ρωσίας θα μπορούσε να είχε σταματήσει εάν οι ΗΠΑ έδιναν στη Ρωσία εγγύηση ότι το ΝΑΤΟ δεν θα επεκταθεί στα σύνορά της.

Μ.Μ.: Από την αρχή του πολέμου ένα από τα κύρια σημεία συζήτησης ήταν το είδος της βοήθειας που θα παρασχεθεί στους Ουκρανούς για να αμυνθούν στην επιθετικότητα της Ρωσίας, χωρίς όμως να δημιουργηθούν οι προϋποθέσεις που θα οδηγούσαν σε επέκταση της σύγκρουσης διεθνώς. Ποιες είναι κατά τη γνώμη σας οι αποφάσεις που πρέπει να ληφθούν για να εξασφαλιστεί ο μικρότερος αριθμός θυμάτων στην Ουκρανία και να αποτραπεί περαιτέρω κλιμάκωση;

M.Λ.: Θα μπορούσε κανείς να διατυπώσει πολλές επικρίσεις για τη σημερινή Ουκρανία. Αλλά κανείς δεν μπορεί να αρνηθεί στον ουκρανικό λαό το δικαίωμά του να υπερασπιστεί τον εαυτό του ενάντια στη ρωσική εισβολή στο έδαφός του με βάναυση και εγκληματική περιφρόνηση του δικαιώματος των εθνών στην αυτοδιάθεση.

Eτ.Μπ.: Θα έλεγα ότι ο πόλεμος των Ουκρανών ενάντια στη ρωσική εισβολή είναι ένας «δίκαιος πόλεμος» με την ισχυρή έννοια του όρου. Ενας «δίκαιος» πόλεμος είναι ένας πόλεμος όπου δεν αρκεί να αναγνωρίσουμε τη νομιμότητα όσων αμύνονται έναντι της επίθεσης, αλλά όπου είναι απαραίτητο να δεσμευτούμε στο πλευρό τους. Και ότι είναι ένας πόλεμος όπου ακόμη και εκείνοι, όπως εγώ, για τους οποίους κάθε πόλεμος είναι απαράδεκτος ή καταστροφικός, δεν έχουν την επιλογή να παραμείνουν παθητικοί. Εγώ επιλέγω: εναντίον του Πούτιν. Ας μην ξαναρχίσουμε να παίζουμε τη «μη παρέμβαση». Η Ε.Ε. ούτως ή άλλως έχει ήδη εμπλακεί στον πόλεμο. Ακόμα κι αν δεν στέλνει στρατεύματα, παραδίδει όπλα – και νομίζω ότι είναι σωστό να το κάνει.

Μ.Μ.: Κατανοώ το πνεύμα ενός μέρους αυτών των παρατηρήσεων, αλλά θα επικεντρωνόμουν περισσότερο στην ανάγκη να αποτραπεί μια γενική ανάφλεξη και επομένως στην επείγουσα ανάγκη να επιτευχθεί μια ειρηνευτική συμφωνία. Πρέπει να συνειδητοποιήσουμε ότι όταν εμπλέκεται στη σύρραξη μια πυρηνική δύναμη όπως η Ρωσία, είναι απατηλό να πιστεύουμε ότι ο πόλεμος εναντίον του Πούτιν μπορεί να «κερδηθεί». Οι ΗΠΑ μόλις ενέκριναν ένα πακέτο στρατιωτικής και οικονομικής βοήθειας άνω των 40 δισεκατομμυρίων δολαρίων για την Ουκρανία. Είναι ένα κολοσσιαίο ποσό και φαίνεται ότι έχει σχεδιαστεί για να χρηματοδοτήσει έναν παρατεταμένο πόλεμο. Οι ολοένα μεγαλύτερες προμήθειες υλικού από τις ΗΠΑ και το ΝΑΤΟ ενθαρρύνουν τον Ζελένσκι να συνεχίσει να αναβάλλει τις τόσο απαραίτητες συνομιλίες με τη ρωσική κυβέρνηση.

Σ.Φ.: Νομίζω ότι η καλύτερη κίνηση θα ήταν οι ΗΠΑ και η Ε.Ε. να δώσουν στη Ρωσία την εγγύηση ότι η Ουκρανία δεν θα ενταχθεί στο ΝΑΤΟ. Δυστυχώς, δεν υπάρχει ενδιαφέρον για αναζήτηση λύσης. Πολλοί στη στρατιωτική και πολιτική δομή εξουσίας των ΗΠΑ υποστηρίζουν και προετοιμάζονται για μια αντιπαράθεση με τη Ρωσία εδώ και χρόνια. Γινόμαστε μάρτυρες μεταφοράς δισεκατομμυρίων δολαρίων στο στρατιωτικό βιομηχανικό συγκρότημα των ΗΠΑ. Αλλά η ειρήνη δεν θα έρθει με μια κλιμάκωση των μαχών.

Μ.Μ.: Ας συζητήσουμε τις αντιδράσεις της Αριστεράς στη ρωσική εισβολή. Ορισμένες οργανώσεις έκαναν ένα μεγάλο πολιτικό λάθος, αρνούμενες να καταδικάσουν ξεκάθαρα τη Ρωσία. Αυτό θα κάνει οποιεσδήποτε καταγγελίες μελλοντικών επιθετικών ενεργειών από το ΝΑΤΟ να φαίνονται λιγότερο αξιόπιστες. Αντικατοπτρίζει μια ιδεολογικά παρωχημένη άποψη, ότι όλα τα γεωπολιτικά ζητήματα έπρεπε να αξιολογηθούν αποκλειστικά με όρους προσπάθειας αποδυνάμωσης των ΗΠΑ. Την ίδια στιγμή πάρα πολλοί άλλοι στην Αριστερά έχουν υποκύψει στον πειρασμό να γίνουν, άμεσα ή έμμεσα, συμπολεμιστές σε αυτόν τον πόλεμο. Πιστεύω ότι όταν δεν αντιτίθενται στον πόλεμο οι προοδευτικές δυνάμεις χάνουν ένα ουσιαστικό μέρος του λόγου ύπαρξής τους και καταλήγουν να καταπίνουν την ιδεολογία του αντίθετου στρατοπέδου.

M.Λ.: Δυστυχώς, στη Λατινική Αμερική σημαντικές δυνάμεις της Αριστεράς και κυβερνήσεις, όπως η Βενεζουέλα, έχουν πάρει το μέρος του Πούτιν ή έχουν περιοριστεί σε ένα είδος «ουδέτερης» στάσης. Η επιλογή για την Αριστερά είναι μεταξύ του δικαιώματος των λαών στην αυτοδιάθεση και του δικαιώματος των αυτοκρατοριών να εισβάλλουν και να επιχειρούν να προσαρτήσουν άλλες χώρες. Δεν μπορούμε να έχουμε και τα δύο, γιατί αυτές είναι ασυμβίβαστες επιλογές.

Σ.Φ.: Είναι σίγουρα κρίμα που η θεσμική Αριστερά -ξεκινώντας από την Οκάσιο-Κορτέζ- υποστήριξε την αποστολή όπλων στην Ουκρανία. Μακάρι επίσης τα ΜΜΕ να ήταν πιο ερευνητικά. Γιατί η «Αφρική λιμοκτονεί» εξαιτίας του πολέμου στην Ουκρανία; Γιατί να μην αναφέρουμε τις μαζικές αρπαγές γης στα χέρια διεθνών εταιρειών, οι οποίες έχουν κάνει πολλούς να μιλάνε για «νέο αγώνα για την Αφρική»;

Μ.Μ.: Παρά την αυξημένη υποστήριξη προς το ΝΑΤΟ μετά τη ρωσική εισβολή στην Ουκρανία -που καταδεικνύεται από το επίσημο αίτημα της Φινλανδίας και της Σουηδίας να ενταχθούν σε αυτόν τον οργανισμό- είναι απαραίτητο να εργαστούμε σκληρότερα για να διασφαλίσουμε ότι η κοινή γνώμη δεν βλέπει τη μεγαλύτερη και πιο επιθετική πολεμική μηχανή στον κόσμο (ΝΑΤΟ) ως λύση στα προβλήματα παγκόσμιας ασφάλειας. Σε αυτή την ιστορία το ΝΑΤΟ αποδείχτηκε για άλλη μία φορά ως ένας επικίνδυνος οργανισμός, ο οποίος χρησιμεύει για να τροφοδοτεί εντάσεις που οδηγούν σε πόλεμο στον κόσμο. Το παράδοξο είναι ότι ο Πούτιν όχι μόνο έκανε λάθος στη στρατιωτική στρατηγική του, αλλά κατέληξε επίσης να ενισχύσει τον εχθρό του οποίου τη σφαίρα επιρροής ήθελε να περιορίσει: το ΝΑΤΟ.

M.Λ.: Το ΝΑΤΟ είναι ένα πολιτικο-στρατιωτικό τέρας που δημιουργήθηκε από τον Ψυχρό Πόλεμο και η διάλυσή του είναι θεμελιώδης απαίτηση της δημοκρατίας. Δυστυχώς, η εγκληματική εισβολή της Ρωσίας στην Ουκρανία έχει αναζωογονήσει το ΝΑΤΟ. Ο Πούτιν έσωσε το ΝΑΤΟ από την αργή παρακμή, ίσως και την εξαφάνισή του.

Σ.Φ.: Είναι ανησυχητικό το γεγονός ότι ο πόλεμος της Ρωσίας στην Ουκρανία έχει προκαλέσει μεγάλη αμνησία για τον επεκτατισμό του ΝΑΤΟ. Αλλά δεν πιστεύω ότι το ΝΑΤΟ ήταν ετοιμοθάνατο πριν από την εισβολή της Ρωσίας στην Ουκρανία. Η πορεία του στην Ανατολική Ευρώπη και η παρουσία του στην Αφρική καταδεικνύουν το αντίθετο.

Μ.Μ.: Αυτή η αμνησία φαίνεται να έχει επηρεάσει πολλές κυβερνητικές δυνάμεις της Αριστεράς. Ανατρέποντας τις ιστορικές αρχές της, η Αριστερή Συμμαχία στη Φινλανδία ψήφισε πρόσφατα υπέρ της ένταξης στο ΝΑΤΟ. Μια τέτοια υποδεέστερη πολιτική συμπεριφορά έχει τιμωρήσει τα αριστερά κόμματα πολλές φορές στο παρελθόν.

Eτ.Μπ.: Οσο περισσότερο ισχυροποιείται το ΝΑΤΟ ως σύστημα ασφαλείας, τόσο περισσότερο ο ΟΗΕ παρακμάζει. Στο Κόσοβο, τη Λιβύη και, κυρίως το 2013, στο Ιράκ ο στόχος των Ηνωμένων Πολιτειών και του ΝΑΤΟ στη συνέχεια ήταν να υποβαθμίσουν τις ικανότητες του ΟΗΕ για μεσολάβηση, ρύθμιση και διεθνή δικαιοσύνη.

Μ.Μ.: Ας τελειώσουμε με το ποια πιστεύετε ότι θα είναι η πορεία του πολέμου και ποια είναι τα πιθανά μελλοντικά σενάρια.

Eτ.Μπ.: Υπάρχουν τουλάχιστον τρεις λόγοι να είναι κανείς τρομερά απαισιόδοξος. Πρώτον, η κλιμάκωση είναι πιθανή, ειδικά εάν η αντίσταση στην εισβολή καταφέρει να διατηρηθεί. Δεύτερον, εάν ο πόλεμος τελειώσει με «αποτέλεσμα», θα είναι καταστροφικός σε κάθε ενδεχόμενο. Θα είναι καταστροφικό εάν ο Πούτιν επιτύχει τους στόχους του συντρίβοντας τον ουκρανικό λαό ή επίσης εάν αναγκαστεί να υποχωρήσει με μια επιστροφή στην πολιτική τού μπλοκ, όπου ο κόσμος θα παγώσει. Τρίτον, ο πόλεμος και οι συνέπειές του εμποδίζουν την κινητοποίηση του πλανήτη ενάντια στην κλιματική καταστροφή.

Σ.Φ.: Και εγώ είμαι απαισιόδοξη. Οι ΗΠΑ και άλλες χώρες του ΝΑΤΟ δεν έχουν καμία πρόθεση να διαβεβαιώσουν τη Ρωσία ότι το ΝΑΤΟ δεν θα επεκτείνει την εμβέλειά του στα σύνορα της Ρωσίας. Ως εκ τούτου ο πόλεμος θα συνεχιστεί με καταστροφικές συνέπειες για την Ουκρανία, τη Ρωσία και όχι μόνο. Δεν μπορώ να φανταστώ μελλοντικά σενάρια, εκτός από την επέκταση της κατάστασης μόνιμου πολέμου που είναι ήδη πραγματικότητα σε τόσα πολλά μέρη του κόσμου.

Μ.Μ.: Και εγώ νιώθω ότι ο πόλεμος δεν θα σταματήσει σύντομα. Μια «ατελής» αλλά άμεση ειρήνη θα ήταν σίγουρα προτιμότερη από την παράταση των εχθροπραξιών, αλλά πάρα πολλές δυνάμεις στο πεδίο εργάζονται για ένα διαφορετικό αποτέλεσμα. Πιστεύω ότι είναι πιο πιθανό να οδεύουμε προς μια αόριστη συνέχιση του πολέμου, με τα ρωσικά στρατεύματα να αντιμετωπίζουν έναν ουκρανικό στρατό που ανεφοδιάζεται και υποστηρίζεται έμμεσα από το ΝΑΤΟ. Η Αριστερά πρέπει να αγωνιστεί σθεναρά για μια διπλωματική λύση και ενάντια στις αυξήσεις των στρατιωτικών δαπανών, το κόστος των οποίων θα πέσει στον κόσμο της εργασίας και θα οδηγήσει σε περαιτέρω οικονομική, κοινωνική και πολιτική κρίση.

Categories
Reviews

Francisco T. Sobrino, Herramienta. Revista de Debate y Crítica Marxista

El escritor argentino Luis Franco, definió a Karl Marx como “el hombre que sacó la filosofía de las academias y la puso en los puños del mundo”. En otras palabras, Marcello Musto afirma que “pocos hombres han conmovido al mundo como lo hizo Marx”, y que su pensamiento inspiró los programas y estatutos de todas las organizaciones políticas y sindicales del movimiento obrero en casi todo el mundo. Sin embargo, para el autor, ya en el siglo XIX habían surgido intentos para convertir sus teorías en una ideología rígida y dogmática. Lo que ayudó a consolidar esta transformación de las teorías de Marx fueron las formas en que sus ideas llegaron al público lector, debido a la reducida impresión de sus principales obras, y a las consiguientes difusión de resúmenes y compendios truncados, y a que cuando falleció, fragmentos de algunos sus textos fueron reformados por quienes los conservaban, debido al estado incompleto de muchos de sus manuscritos. Esta especie de “manuales”, aunque ayudaba a difundir sus ideas mundialmente, distorsionaba su complejo pensamiento, convirtiéndolo en una versión teóricamente empobrecida de su verdadero pensamiento..
Surgió así, entre 1889 y 1914, una doctrina esquemática, que interpretaba en forma evolucionista y económicamente determinista la historia humana, conocida como el “marxismo de la II Internacional” que creía ingenuamente en el progreso automático de la historia, y por lo tanto el “inevitable” reemplazo del capitalismo por el socialismo, pero incapaz de comprender los acontecimientos reales, que al alejarse de una praxis revolucionaria, creó una suerte de pasividad fatalista que –contradictoriamente -contribuía a la estabilidad del orden social existente, pues creía en la teoría del colapso inminente de la sociedad burguesa, y era considerada como la esencia fundamental del “socialismo científico”. El marxismo ruso, que en el siglo XX jugó un papel fundamental a partir de la revolución, popularizando en todo el mundo el pensamiento de Marx, siguió esa forma vulgarizada, aún con mayor rigidez. A pesar de los conflictos ideológicos de esa época, muchos de los elementos teóricos de la II Internacional se transmitieron así a la matriz cultural de la III Internacional.
La degradación del pensamiento de Marx culminó en la interpretación del llamado marxismo-leninismo, bajo la forma del “Diamat” (materialismo dialéctico) al estilo soviético, que copió acríticamente la gran mayoría de los partidos marxistas-leninistas” de todo el mundo. La teoría perdió su función como una guía para la acción revolucionaria y pasó a ser su justificación, siguiendo los intereses nacionales de la Unión Soviética. Este verdadero catecismo ideológico interpretó dogmáticamente los textos de Marx. Si bien con la revolución soviética el marxismo disfrutó así de una gran expansión en lugares y clases sociales a los que hasta entonces no había llegado, consistió más en manuales, guías y antologías partidarias que en los textos del propio Marx. Al ser distorsionado su pensamiento, ante los ojos de toda la humanidad, él mismo pasó a ser identificado con esas maniobras. Su teoría pasó a ser un conjunto de versículos al estilo de la biblia. Los responsables políticos de esas manipulaciones lo transformaron en el presunto progenitor de la nueva sociedad. A pesar de su afirmación de que “la emancipación de la clase obrera debe ser obra de los trabajadores mismos”, quedó como el responsable de una ideología que daba primacía a las vanguardias y partidos políticos como dirigentes de la revolución.
Sea por las disputas teóricas o por eventos políticos, el interés en su obra ha fluctuado con el tiempo y Musto reconoce que también ha pasado por períodos indiscutibles de declinación. Desde la “crisis del marxismo”, la disolución de la II Internacional, los debates sobre las contradicciones de la teoría económica de Marx hasta la implosión del “socialismo realmente existente”. Pero siempre ha habido un “regreso a Marx”. Declarado muerto luego de la caída del muro de Berlín, Marx se convierte otra vez en el centro de un interés generalizado, pues su pensamiento se basa en una permanente capacidad para explicar el presente, y sigue siendo un instrumento indispensable para comprenderlo y transformarlo.
Frente a la crisis de la sociedad capitalista y las profundas contradicciones que la atraviesan, este autor al que se había desechado luego de 1989, está siendo considerado nuevamente y se lo vuelve a interrogar. La literatura secundaria sobre el pensador nacido en la ciudad de Tréveris, casi agotada hace pocos años, está resurgiendo en muchos países, en los formatos de nuevos estudios y folletos en distintos idiomas, así como conferencias internacionales, cursos universitarios y seminarios. En especial desde el comienzo de la crisis económica internacional en 2008, académicos teóricos de economía vuelven a apoyarse en sus análisis sobre la inestabilidad del capitalismo. Finalmente, aunque en forma tímida y confusa, para Musto se está haciendo sentir en la política una nueva demanda por Marx; desde Latinoamérica hasta el movimiento de la globalización alternativa. Y en estos mismos días, la invasión rusa a Ucrania ha generado un reverdecer de las polémicas entre las corrientes que se reivindican seguidoras del marxismo.
Con ese objetivo, Musto en su introducción, acompañada de una clara y necesaria exposición de los problemas actuales que aquejan al sistema capitalista a nivel mundial una útil tabla cronológica de los escritos más importantes de Marx. El autor reflexiona sobre el cambio luego de la caída del muro de Berlin, a partir del cual Marx dejó de ser como “una esfinge tallada en piedra que protege al grisáceo socialismo realmente existente del siglo XX”, pero que aún así sería un error creer que se pueda confinar su legado teórico y político a un pasado que ya no tenía nada que ver con los conflictos de la actualidad.
Ejemplo de la actualidad que tiene para Marcelo Musto en nuestros días la obra de Marx y que reafirma el valor de su pensamiento es la continuación de la MEGA2 (Marx-Engels Gesamtausgabe) una proyecto que había comenzado antes de la 2da. Guerra Mundial y se había detenido entonces, donde participan académicos de varias competencias disciplinarias de muchos países, articulado en cuatro secciones: la primera incluye todas las obras, artículos y borradores (excluido El capital); la segunda incluye El capital y sus estudios preliminares a partir de 1857; la tercera está dedicada a la correspondencia; y la cuarta incluye extractos, anotaciones y comentarios al margen. De los 114 volúmenes proyectados, ya se han publicado 53; cada uno de los cuales consiste en 2 libros: el texto más el aparato crítico, que contiene los índices y muchas notas adicionales. Esta empresa tiene gran importancia para Musto, si consideramos que gran parte de los manuscritos de Marx, de su voluminosa correspondencia e inmensa montaña de extractos y anotaciones que acostumbraba a hacer mientras leía, nunca se han publicado.
Este libro incluye, en su Primera Parte, “La relectura de Marx en 2015”, a conocidos autores marxistas que estudian y desarrollan, a partir de sus diferentes lecturas de Marx. sus opiniones sobre diversos temas de la actualidad. Creemos importante detallar los distintos trabajos y a sus autores::
*Kevin B. Anderson, “No sólo el capital y la clase: Marx sobre las sociedades no occidentales, el nacionalismo y la etnicidad”;
* Paresh Chattopadhyay, “El mito del socialismo del siglo XX y la permanente relevancia de Karl Marx”;
* Michael Lebowitz, “¡Cambiemos al sistema, no a sus barreras!”;
* George Comninel, “Marx, la teoría social y la sociedad humana”;
*Victor Wallis, “El ‘mal menor’ como argumento y táctica, desde Marx hasta el presente”
* Ricardo Antunes, “Marx y las formas actuales de la alienación: las cosificaciones inocentes y las cosificaciones extrañadas”;
* Terrel Carver que , “Marx y el género”
* Richard D. Wolf, “El redescubrimiento de Marx en la crisis capitalista”,
* Meiksins Wood. “El capitalismo universal”,
* Y el propio Marcello Musto, “Revisitando la concepción de la alienación en Marx”.
La Segunda Parte del libro está dedicada a la “recepción global de Marx hoy”, y se refiere a las distintas recepciones del pensamiento de Marx en los diversos países o regiones, con referencias a las distintas situaciones que han atravesado los intelectuales y los partidos o movimientos que se reivindican marxistas. y la situación de los mismos en este temprano siglo XXI. En esta parte hay elementos interesantes, como las comparaciones (o contrastes) entre las diferentes formas de la “recepción” del pensamiento de Marx, así como los cambios en Rusia y los países de Europa Oriental y Asia que surgieron luego de la implosión soviética, o los dramáticos cambios acaecidos a partir de la “Reforma y Apertura” en la República Popular China.
En suma, nos encontramos con un libro que, como ha dicho el profesor Bertell Ollman, de la Universidad de Nueva York, “es útil para comprender por qué Marx fue elegido el pensador más grande del último milenio en una encuesta de la BBC”.

 

[1] Marcelo Musto: La Marx-Engels Gesamtausgabe (MEGA2) y nos nuevos rostros de Karl Marx

Categories
Journalism

Agresi Rusia, Ekspansi NATO dan Skenario Perang di Ukraina: Percakapan dengan Étienne Balibar, Silvia Federici, dan Michael Löwy

PERANG di Ukraina dimulai empat bulan lalu. Menurut Kantor Komisaris Tinggi PBB untuk Hak Asasi Manusia, perang ini telah menewaskan lebih dari 4.500 warga sipil dan menciptakan hampir lima juta pengungsi. Angka-angka ini tidak termasuk kematian personel militer—setidaknya 10.000 orang Ukraina dan mungkin lebih banyak lagi di pihak Rusia—serta jutaan orang yang telah mengungsi di dalam perbatasan Ukraina.

Invasi ke Ukraina telah melumat kota-kota dan infrastruktur sipil. Butuh beberapa generasi untuk membangunnya kembali. Invasi juga menimbulkan kejahatan perang berskala besar, seperti yang dilakukan selama pengepungan Mariupol oleh pasukan Rusia.

Saya menggelar diskusi roundtable bersama tiga pemikir Marxis: Étienne Balibar, Profesor Filsafat Eropa Kontemporer di Kingston University (London, Inggris Raya), Silvia Federici, Profesor Emeritus Filsafat Politik di Universitas Hofstra (Hempstead, Amerika Serikat) dan Michael Löwy, Direktur Riset Emeritus di Centre national de la recherche scientifique (Paris, Prancis). Diskusi ini digelar untuk meninjau apa yang terjadi sejak perang meletus, merefleksikan peran NATO, dan menimbang kemungkinan-kemungkinan skenario masa depan.

Rangkuman pembicaraan di bawah ini lahir dari serangkaian komunikasi selama beberapa pekan terakhir melalui email dan telepon.

Marcello Musto (MM): Invasi Rusia ke Ukraina telah mengembalikan Eropa ke kebrutalan perang dan menghadapkan dunia pada dilema bagaimana merespons serangan terhadap kedaulatan Ukraina.

Michael Löwy (ML): Selama Putin ingin melindungi minoritas penutur bahasa Rusia di wilayah Donetsk, ada rasionalitas tertentu dalam kebijakannya. Ini juga berlaku pada sikapnya yang menentang ekspansi NATO di Eropa Timur. Namun, invasi brutal ke Ukraina—dengan serangkaian pengeboman kota dan ribuan korban sipil termasuk lansia dan anak-anak—tidak memiliki pembenaran.

Étienne Balibar (EB): Perang di depan mata kita ini adalah perang “total”. Ini perang teror dan bumi hangus oleh tentara negeri jiran yang lebih kuat. Pemerintahan negara ini ingin militernya terlibat petualangan imperialis yang tak berujung. Sikap penting dan mendesak yang harus diambil adalah bahwa perlawanan Ukraina harus dipertahankan. Untuk itulah perlawanan ini harus benar-benar didukung oleh tindakan, bukan sekadar perasaan. Tindakan apa? Pada titik inilah bermula perdebatan taktik, kalkulasi efektivitas tindakan, serta risiko “defensif” dan “ofensif”. Yang jelas, pilihannya bukan “wait and see”.

MM: Di samping perlawanan balik Ukraina yang sah dilakukan, ada persoalan yang sama pentingnya, soal bagaimana Eropa bisa menghindari citra sebagai sebagai aktor dalam perang ini alih-alih sebagai pihak yang sekuat mungkin berkontribusi untuk diplomasi demi mengakhiri konflik bersenjata. Terlepas dari retorika permusuhan tiga bulan terakhir, itulah yang tampak dalam sebagian besar opini publik: Eropa tidak boleh ambil bagian dalam perang. Pokok terpenting dalam opini publik ini adalah bagaimana agar penduduk yang menderita tidak semakin banyak. Karena bahayanya adalah bangsa ini [Ukraina] akan dianggap bangsa yang menjadi martir di tangan Rusia. Ukraina akan berubah menjadi kamp militer yang menerima senjata dari NATO dan mengobarkan perang panjang untuk kepentingan Washington yang ingin menyaksikan Rusia lemah secara permanen dan Eropa bergantung secara ekonomi dan militer kepada Amerika Serikat.

Jika ini terjadi, konflik akan melebar keluar dari isu pertahanan kedaulatan Ukraina. Mereka yang sejak awal mengecam bahaya beruntun perang pasca-pengiriman senjata berat ke Ukraina tentu bukannya tidak menyadari kekerasan harian di sana dan tidak pula ingin menyerahkan penduduk Ukraina ke kuasa militer Rusia. “Non-blok“ tidak berarti netralitas atau kesetaraan, seperti yang muncul dalam berbagai karikatur. Ini bukan soal pasifisme abstrak sebagai prinsip; ini alternatif diplomatik yang konkret. Artinya, menimbang secara hati-hati setiap tindakan atau ujaran bisa mendekatkan kita ke tujuan pokok dalam situasi saat ini, yaitu membuka keran negosiasi yang kredibel demi memulihkan perdamaian.

Silvia Federici (SF): Tidak ada dilema di sini. Perang Rusia di Ukraina harus dikecam. Penghancuran kota, pembunuhan orang-orang tak berdosa, teror yang harus dialami ribuan warga—semua ini tidak bisa dibenarkan. Bukan cuma kedaulatan yang dilanggar dalam tindakan agresi ini. Tapi saya setuju kita juga harus mengutuk manuver-manuver AS dan NATO untuk mengobarkan perang ini, mengutuk keputusan Amerika Serikat dan Uni Eropa mengirim senjata ke Ukraina, yang akan memperpanjang perang entah sampai kapan. Tidak pantas mengirim senjata mengingat invasi Rusia bisa dihentikan seandainya AS menjamin NATO tidak melakukan ekspansi ke perbatasan Rusia.

MM: Salah satu hal utama yang dibicarakan sejak awal perang adalah jenis bantuan apa yang bisa diberikan ke Ukraina untuk mempertahankan diri dari agresi Rusia tanpa harus menggiring situasi ke kehancuran lebih besar di dalam negeri dan memperluas konflik secara global. Di antara isu-isu yang diperdebatkan beberapa bulan terakhir adalah permintaan Zelensky untuk pemberlakuan zona larangan terbang di langit Ukraina, taraf sanksi ekonomi untuk Rusia, dan yang lebih penting, tepat atau tidaknya mengirimkan senjata ke pemerintah Ukraina. Menurut Anda, apa keputusan yang harus diambil agar jumlah korban tidak bertambah dan eskalasi lebih lanjut bisa dicegah?

ML: Banyak kritik yang bisa dilontarkan terhadap Ukraina saat ini: kurangnya demokrasi, penindasan terhadap minoritas berbahasa Rusia, ‘oksidentalisme’, dan banyak lagi yang lainnya. Tapi ini tidak membatalkan hak rakyat Ukraina untuk membela diri melawan invasi Rusia ke wilayah mereka, melawan serbuan yang disertai penghinaan luar biasa terhadap hak bangsa-bangsa dunia untuk menentukan nasib sendiri.

EB: Saya akan bilang bahwa perang Ukraina melawan invasi Rusia adalah “perang yang adil” (just war) dalam artian yang paling tegas. Saya sangat sadar “just war” adalah kategori yang bisa dipertanyakan. Saya juga sadar bahwa di Barat, istilah ini punya riwayat panjang yang mustahil dilepaskan dari manipulasi dan kemunafikan, atau ilusi-ilusi yang akhirnya melahirkan bencana. Tapi saya tidak melihat ada istilah lain yang cocok. Jadi, saya mengapropriasi istilah ini sekaligus menekankan bahwa perang “adil” adalah situasi di mana pengakuan atas legitimasi pihak yang melakukan pembelaan diri dalam agresi—kriteria dalam hukum internasional—tidak cukup, namun kita perlu berkomitmen terhadap pihak yang satu ini.

Ini perang yang menempatkan orang-orang seperti saya—yang menganggap semua perang di seluruh dunia dalam situasi hari ini tidak bisa dibenarkan atau membawa malapetaka—tidak punya pilihan untuk bersikap pasif karena akibatnya akan lebih buruk lagi. Jadi, saya tidak merasa antusias, tetapi saya memilih melawan Putin.

MM: Saya paham apa saja yang melatarbelakangi amatan-amatan ini, tapi saya akan lebih menyoroti apa saja yang dibutuhkan untuk mencegah malapetaka besar. Karena itu, saya akan fokus pada kebutuhan mencapai kesepakatan damai yang sangat mendesak ini. Semakin lama waktu yang diperlukan, semakin besar potensi perang terus meluas. Tak seorang pun berniat memalingkan diri dan mengabaikan apa yang terjadi di Ukraina. Tapi kita harus sadar ketika negeri adidaya berkekuatan nuklir seperti Rusia terlibat, sementara tidak ada gerakan pro-perdamaian yang cukup besar yang aktif di sana, maka anggapan bahwa perang melawan Putin dapat “dimenangkan” adalah ilusi.

EB: Saya sangat takut terjadi eskalasi militer—termasuk nuklir. Ini menakutkan dan kelihatannya bukan mustahil. Tapi pasifisme bukanlah pilihan. Kebutuhan paling mendesak adalah membantu Ukraina melawan agresi. Jangan sampai kita memainkan kartu “non-intervensi” lagi. Uni Eropa juga sudah terlibat dalam perang. Kalaupun tidak mengirim pasukan, Uni Eropa mengirimkan senjata—dan saya pikir itu tindakan yang tepat. Itu bentuk intervensi.

MM: 9 Mei lalu pemerintahan Biden menyetujui Ukraine Democracy Defense Lend-Lease Act of 2022. Isinya paket bantuan militer dan keuangan lebih dari 40 miliar dolar AS untuk Ukraina. Ini jumlah yang sangat besar—yang belum mencakup bantuan dari berbagai negara Uni Eropa—dan tampaknya dirancang untuk mendanai perang berkepanjangan. Biden sendiri menegaskan kesan ini pada 15 Juni, ketika ia mengumumkan AS akan mengirimkan bantuan militer senilai satu miliar dolar lagi. Pasokan senjata yang semakin besar dari AS dan NATO mendorong Zelensky untuk terus menunda perundingan yang sangat dibutuhkan dengan pemerintah Rusia. Selain itu, mengingat senjata yang dikirim dalam banyak perang di masa lalu akhirnya digunakan oleh pihak lain untuk tujuan yang berbeda, tampaknya masuk akal untuk bertanya-tanya apakah pengiriman senjata ini semata bertujuan untuk mengusir pasukan Rusia dari Ukraina.

SF: Saya pikir langkah terbaik adalah Amerika Serikat dan Uni Eropa memberikan jaminan kepada Rusia bahwa Ukraina tidak akan bergabung dengan NATO. Pokok ini telah dijanjikan kepada Mikhail Gorbachev saat runtuhnya Tembok Berlin, meskipun tidak tertulis. Sayangnya, tidak ada minat mencari solusi. Banyak orang di struktur militer dan politik AS yang selama bertahun-tahun mendukung dan mempersiapkan konfrontasi dengan Rusia. Perang hari ini dengan mudah digunakan untuk membenarkan peningkatan besar dalam ekstraksi minyak bumi dan mengesampingkan semua isu pemanasan global. Biden sudah gagal menepati janji kampanyenya untuk menghentikan pengeboran di tanah-tanah warga asli Amerika. Kita juga menyaksikan pengalihan dana miliaran dolar—yang semestinya bisa digunakan untuk meningkatkan taraf hidup ribuan orang Amerika—ke military industrial complex AS, salah satu pemenang utama dalam perang ini. Perdamaian tidak akan terwujud melalui eskalasi militer.

MM: Mari kita bahas reaksi kaum kiri terhadap invasi Rusia. Meskipun hanya segelintir organisasi membuat kesalahan politik yang besar ketika menolak untuk secara tegas mengutuk “operasi militer khusus” Rusia. Di luar kesalahan-kesalahan lain, ini kesalahan yang bisa mempersulit mereka—atau membuat mereka tidak kredibel—ketika mereka ingin mengecam tindakan agresi NATO kelak. Ini mencerminkan pandangan yang sempit ideologis yang mereduksi pemahaman politik menjadi satu dimensi belaka: seolah-olah semua isu geopolitik harus dinilai bobotnya semata-mata dalam upaya melemahkan AS.

Pada saat bersamaan, terlalu banyak orang kiri yang menyerah pada godaan untuk terlibat perang baik langsung maupun tidak. Saya tidak kaget dengan posisi Sosialis Internasional, Partai Hijau di Jerman, atau beberapa anggota parlemen progresif dari Partai Demokrat di AS—meskipun sikap pro-militerisme dadakan orang-orang yang sehari sebelumnya mendaku diri pasifis ini terasa tetap menghujam dan mengejutkan. Banyak kekuatan kiri “radikal” yang beberapa pekan ini bersuara segendang sepenarian dengan kubu pro-Zelensky. Saya percaya ketika kubu progresif tidak menentang perang, mereka akan kehilangan bagian penting dari alasan kenapa mereka harus ada dan akhirnya mereka akan menelan mentah-mentah ideologi kubu lawan.

ML: Saya akan mulai dengan mengingat bahwa argumen anti-komunis dipakai dalam salah satu “justifikasi” Putin atas invasi ke Ukraina. Dalam pidato Putin sebelum perang, pada 21 Februari, dia menyatakan Ukraina “sepenuhnya diciptakan oleh Bolshevik dan Komunis Rusia” dan bahwa Lenin adalah “pengarang dan arsitek” negeri ini. Putin menyatakan ambisinya untuk merestorasi “Rusia yang ada dalam sejarah” pra-Bolshevik—yaitu Rusia era Tsar—dengan cara mencaplok Ukraina.

EB: Putin menyatakan Lenin telah sembrono menyerah pada nasionalisme Ukraina. Menurut Putin, jika Lenin tidak melakukan itu, maka tidak akan ada pula Ukraina merdeka, karena penduduk Ukraina akan menganggap tanahnya sendiri sebagai bagian dari Rusia. Argumen ini seperti memakai posisi Stalin untuk melawan Lenin. Tentu saja, saya pikir Lenin benar dalam penyikapannya atas isu “kebangsaan” yang tersohor itu.

MM: Lenin menulis bahwa kendati perjuangan suatu bangsa untuk merdeka dari kekuatan imperialis dapat dimanfaatkan oleh imperialis lain daya untuk kepentingannya sendiri, seharusnya ini tidak mengubah kebijakan kaum kiri untuk mendukung hak bangsa-bangsa menentukan nasib sendiri. Dalam sejarahnya, kaum progresif selalu mendukung prinsip ini, membela hak negara-negara untuk menegakkan perbatasan atas dasar kehendak rakyat.

ML: Bukan kebetulan jika sebagian besar partai kiri “radikal” dunia, termasuk yang paling suka bernostalgia dengan sosialisme Soviet, misalnya partai komunis Yunani dan Chili, mengutuk invasi Rusia ke Ukraina. Sayangnya, kekuatan-kekuatan kiri terdepan di Amerika Latin dan pemerintah seperti Venezuela memihak Putin, atau membatasi diri dengan sekadar mengambil sikap “netral”—seperti yang ditunjukkan oleh Lula, pemimpin Partai Buruh di Brasil. Pilihan kaum kiri adalah antara hak bangsa untuk menentukan nasib sendiri—seperti yang dikatakan Lenin—dan hak imperium untuk menyerang dan mencaplok negara lain. Anda tidak bisa memilih dua-duanya, karena ini dua opsi yang tidak dapat didamaikan.

SF: Di AS, juru bicara gerakan-gerakan keadilan sosial dan organisasi feminis seperti Code Pink telah mengutuk agresi Rusia. Tapi perlu dicatat bahwa pembelaan AS dan NATO terhadap demokrasi cukup selektif, mengingat rekam jejak mereka di Afghanistan, Yaman, operasi Africom di Sahel. Rekornya panjang. Kemunafikan dalam pembelaan AS atas demokrasi di Ukraina juga terlihat jelas jika kita menimbang bagaimana pemerintah AS tutup mata atas pendudukan brutal Israel di Palestina dan penghancuran kehidupan rakyat Palestina yang tidak ada habis-habisnya. Perlu dicatat juga bahwa AS telah membuka pintu untuk Ukraina tepat setelah menutup akses imigran dari Amerika Latin, sementara bagi banyak imigran ini, menyelamatkan diri ke negeri asing adalah perkara hidup-mati. Sementara itu, kaum kiri yang kini bercokol di lembaga negara—dimulai dengan Ocasio-Cortez—sudah mendukung pengiriman senjata ke Ukraina.

Saya juga berharap media-media radikal bisa lebih dalam mempertanyakan pengetahuan yang kita terima dari para pejabat negara. Misalnya, kenapa “Afrika kelaparan” karena perang di Ukraina? Kebijakan internasional apa yang membuat negara-negara Afrika bergantung pada biji-bijian Ukraina? Mengapa tidak menyebut perampasan tanah besar-besaran oleh perusahaan-perusahaan internasional, yang kini membuat banyak orang membicarakan “penjajahan gaya baru di Afrika”? Saya ingin bertanya sekali lagi: nyawa siapa yang dianggap berharga? Kenapa hanya kematian tertentu yang bisa membangkitkan amarah?

MM: Terlepas dari meningkatnya dukungan untuk NATO setelah invasi Rusia ke Ukraina—yang sangat gamblang dalam permintaan formal Finlandia dan Swedia untuk bergabung dengan NATO—kita perlu bekerja lebih keras untuk memastikan agar publik tidak melihat NATO—mesin perang terbesar dan paling agresif di dunia—sebagai solusi keamanan global. NATO telah menampilkan jati dirinya sebagai organisasi maut penyulut ketegangan yang bisa memicu perang dunia dalam misinya memperluas dan memperkokoh dominasi unipolar. Tapi ada paradoks di sini. Hampir empat bulan setelah perang dimulai, kita tentu dapat mengatakan bahwa Putin tidak hanya keliru mengambil strategi militer, tetapi juga akhirnya memperkuat—bahkan jika dilihat dari konsensus internasional—musuh yang lingkup pengaruhnya (sphere of influence) ingin ia batasi: NATO.

EB: Saya termasuk orang yang berpikir bahwa NATO seharusnya lenyap bersama Pakta Warsawa ketika Perang Dingin berakhir. Di sisi lain, NATO tidak hanya punya fungsi eksternal, tetapi juga—dan ini mungkin sebagian besar fungsinya—mendisiplinkan alias menjinakkan siapa pun yang berada di kubu Barat. Semua itu pasti ada kaitannya dengan imperialisme: NATO adalah bagian dari instrumen yang agar menjamin Eropa secara umum tidak memiliki otonomi geopolitik sejati di hadapan imperium Amerika. Inilah salah satu alasan kenapa NATO terus dipertahankan usai Perang Dingin. Dan saya setuju dampaknya amat buruk bagi seluruh dunia. NATO mengkonsolidasikan beberapa kediktatoran di dalam teritori pengaruhnya. NATO memfasilitasi—atau menoleransi—segala macam perang, beberapa di antaranya sangat mematikan dan melibatkan kejahatan terhadap kemanusiaan. Pendapat saya tentang NATO tidak berubah dengan kejadian baru-baru ini yang disebabkan Rusia.

ML: NATO adalah organisasi imperialis yang didominasi Amerika Serikat dan bertanggung jawab atas agresi yang tak terhitung banyaknya. Penghancuran monster politik dan militer yang lahir dari Perang Dingin ini adalah syarat mendasar demokrasi. Melemahnya NATO dalam beberapa tahun terakhir telah menyebabkan presiden neoliberal Prancis Emmanuel Macron untuk menyatakan bahwa NATO sudah “mati otak” pada 2019. Sayangnya, invasi kriminal Rusia ke Ukraina malah memberi angin untuk NATO. Beberapa negara netral—seperti Swedia dan Finlandia—sekarang sudah memutuskan masuk NATO. Pasukan AS diposkan di Eropa dalam jumlah besar. Jerman, yang dua tahun lalu menolak menaikkan anggaran militernya meski ada tekanan keras dari Trump, baru-baru ini memutuskan untuk menginvestasikan 100 miliar euro untuk pemersenjataan kembali (rearmament). NATO semestinya mengalami kemunduran perlahan—bahkan mungkin lenyap. Tapi Putin malah menyelamatkannya.

SF: Yang juga mengkhawatirkan, perang Rusia di Ukraina sudah membuat banyak orang lupa akan ekspansionisme NATO beserta dukungannya untuk kebijakan imperialis Uni Eropa dan Amerika Serikat. Saatnya kembali membaca NATO’s Secret Armies karya Danielle Ganser untuk menyegarkan ingatan kita tentang pemboman NATO di Yugoslavia, peran NATO di Irak, serta kepemimpinan NATO dalam aksi pemboman dan pecah-belah Libya baru-baru ini. Sudah terlalu sering NATO menginjak-injak demokrasi, dan kini ia berpura-pura membela demokrasi. Saya tidak percaya anggapan bahwa NATO hampir mati sebelum invasi Rusia ke Ukraina. Masuknya NATO ke Eropa Timur dan kehadirannya di Afrika menunjukkan hal sebaliknya.

MM: Amnesia ini sepertinya telah mempengaruhi banyak kaum kiri di pemerintahan. Mayoritas anggota parlemen dari Aliansi Kiri di Finlandia berpaling dari prinsip-prinsip historisnya dan memilih bergabung dengan NATO. Di Spanyol, sebagian besar anggota Unidas Podemos menyepakati suara seluruh kubu parlemen yang menyokong pengiriman senjata ke tentara Ukraina dan mendukung kenaikan anggaran belanja militer besar-besaran di KTT NATO yang akan diadakan di Madrid pada 29-30 Juni. Jika sebuah partai tidak memiliki keberanian berbicara lantang menentang kebijakan semacam itu, maka ia telah terlibat dalam perluasan militerisme AS di Eropa. Padahal, partai-partai kiri di masa lalu sudah berkali-kali dihukum secara politik, termasuk di bilik suara, karena politik rendahan semacam ini.

EB: Yang terbaik adalah agar Eropa cukup kuat melindungi wilayahnya sendiri, dan agar ada sistem keamanan internasional yang efektif—yaitu agar PBB dirombak secara demokratis dan hak veto permanen anggota Dewan Keamanan ditiadakan. Tapi semakin NATO mencuat sebagai sistem keamanan, semakin lemah pula PBB. Di Kosovo, Libya dan Irak pada 2013, misi Amerika Serikat dan NATO adalah melemahkan kapasitas PBB untuk menyelenggarakan mediasi, regulasi, dan pengadilan internasional.

MM: Cerita yang kami dengar dari media benar-benar beda: NATO digambarkan sebagai satu-satunya penyelamat dunia dari kekerasan dan ketidakstabilan politik. Di sisi lain, sentimen anti-Rusia telah menyebar ke seluruh Eropa. Warga Rusia dimusuhi dan didiskriminasi.

EB: Bahaya besar—mungkin bahaya utama yang berkaitan dengan apa disebut Clausewitz sebagai “faktor moral” dalam perang—terletak pada godaan untuk memobilisasi opini publik yang bersimpati pada warga Ukraina melalui sentimen anti-Rusia. Media mendukung upaya ini lewat kabar-kabar setengah benar tentang sejarah Rusia dan Soviet. Sengaja atau tidak, media membuat rakyat Rusia gamang di hadapan ideologi rezim oligarki hari ini. Menyerukan sanksi atau boikot terhadap seniman, dan lembaga-lembaga kebudayaan atau akademik yang terbukti punya hubungan dengan rezim dan para pentolannya adalah satu hal. Tapi, jika benar bahwa opini publik Rusia adalah salah satu dari sedikit pintu peluang untuk keluar dari bencana ini, maka menstigmatisasi budaya Rusia adalah tindakan keblinger.

MM: Beberapa sanksi terhadap individu sangat keras dan kontraproduktif. Ada orang-orang yang tidak pernah menyatakan dukungan untuk kebijakan pemerintah Rusia disasar hanya karena kebetulan lahir di Rusia, terlepas dari apa pun pendapat mereka tentang perang ini. Langkah-langkah semacam ini akan mengompori propaganda nasionalis Putin dan dapat menggiring warga Rusia untuk mendukung pemerintah mereka.

EB: Terus terang, tidak elok rasanya menuntut warga negara sebuah kediktatoran polisi ala rezim Putin untuk “mengambil sikap” jika mereka ingin terus diterima di “demokrasi” kita.

ML: Saya setuju. Sentimen anti-Rusia wajib ditolak. Ini ideologi yang sangat reaksioner seperti halnya semua bentuk nasionalisme chauvinistik. Saya ingin menambahkan bahwa penting bagi kaum kiri internasionalis, yang mendukung perlawanan rakyat Ukraina melawan invasi Rusia, untuk menunjukkan solidaritas mereka kepada warga Rusia—individu, surat kabar, atau organisasi—yang telah menentang perang kriminal Putin di Ukraina. Ada, kok, kelompok-kelompok dan partai-partai politik Rusia yang mendaku kiri dan baru-baru ini merilis pernyataan sikap mengutuk agresi ke Ukraina.

MM: Mari kita akhiri diskusi ini dengan apa yang Anda pikirkan soal jalannya perang dan kemungkinan skenario-skenario masa depan.

EB: Orang hanya akan sangat pesimistis menatap perkembangan ke depan. Saya sendiri percaya peluang untuk mencegah malapetaka sangat kecil. Setidaknya ada tiga alasan. Pertama, eskalasi mungkin terjadi, terutama jika perlawanan terhadap invasi terus berlanjut dan tidak cukup hanya menggunakan senjata “konvensional”—yang batasannya dengan “senjata pemusnah massal” kian kabur. Kedua, jika perang berakhir dengan “hasil” tertentu, segala kemungkinan akan mengarah pada bencana. Tentu akan celaka jika Putin mencapai misi-misinya dengan mengkremus rakyat Ukraina dan akhirnya memancing tindakan-tindakan serupa. Mungkin juga, jika dia dipaksa berhenti dan mundur, dengan kembali ke politik blok di mana dunia akan membeku. Apa pun pilihannya, hal ini akan memancing gejolak nasionalisme dan kebencian yang bakal berlangsung lama. Ketiga, perang dan episode-episode lanjutannya akan memukul mundur mobilisasi planet bumi dalam melawan bencana iklim. Bahkan kenyataannya perang telah mempercepat bencana iklim. Terlalu banyak waktu yang terbuang sia-sia.

ML: Saya punya kegelisahan yang sama, terutama soal tertahannya perang melawan perubahan iklim, yang sekarang benar-benar terpinggirkan oleh perlombaan senjata semua negara yang berurusan dengan perang.

SF: Saya juga pesimis. AS dan negara-negara NATO lainnya tidak beritikad meyakinkan Rusia bahwa NATO tidak akan memperluas jangkauannya ke perbatasan Rusia. Walhasil, perang akan berlanjut dengan dampak-dampak mematikan bagi Ukraina, Rusia dan sekitarnya. Kita akan melihat dalam beberapa bulan mendatang bagaimana negara-negara Eropa lainnya akan terpengaruh. Saya tidak bisa membayangkan skenario masa depan selain perluasan situasi perang permanen yang sudah menjadi kenyataan di begitu banyak belahan dunia. Saya juga tidak bisa membayangkan skenario selain—lagi-lagi—bahwa sumber-sumber daya yang sangat dibutuhkan untuk mendukung reproduksi sosial dialihkan ke tujuan-tujuan yang destruktif. Bagi saya, perih rasanya kita tidak punya gerakan feminis yang turun ke jalan ramai-ramai, melakukan pemogokan, dan bertekad mengakhiri semua perang.

MM: Saya juga merasa perang tidak akan reda dalam waktu dekat. Perdamaian yang “tidak sempurna” tetapi lekas diwujudkan tentu akan lebih baik daripada memperpanjang permusuhan. Tapi, ada banyak sekali kekuatan di lapangan dengan tujuan-tujuan yang berbeda pula. Setiap kali seorang kepala negara menyatakan “kami akan mendukung Ukraina sampai menang”, prospek perundingan semakin jauh. Namun, saya kira prospek yang lebih besar adalah bahwa situasi kita kini mengarah ke perang yang tidak ada habisnya, di mana pasukan Rusia berhadapan dengan militer Ukraina yang disuplai dan didukung secara tak langsung oleh NATO.

Kaum kiri harus berjuang keras mendukung solusi diplomatik dan melawan kenaikan anggaran belanja militer. Kenaikan anggaran ini niscaya dibebankan pada kelas pekerja dan niscaya menyulut krisis ekonomi dan sosial lebih lanjut. Jika ini kejadian, maka pihak yang akan diuntungkan adalah kaum kanan yang hari ini semakin agresif dan reaksioner dalam mempengaruhi perdebatan politik di Eropa.

EB: Demi mengedepankan cara-cara pandang yang positif, kita harus memiliki tujuan untuk merombak ulang Eropa—demi kepentingan Rusia, Ukraina, dan kepentingan kita sendiri—sedemikian rupa sehingga soal-soal negara dan bangsa benar-benar kembali dipikirkan. Tujuan yang lebih ambisius lagi adalah menciptakan dan mengembangkan Eropa Raya yang multibahasa, multikultural, dan membuka diri untuk dunia—alih-alih meletakkan militerisasi Uni Eropa ke dalam horizon masa depan kita, meski dalam jangka pendek ini pendek ini tidak terhindarkan. Tujuannya untuk menghindari “benturan peradaban” di mana kita akan menjadi pusatnya.

ML: Saya ingin mengusulkan tujuan yang lebih ambisius dalam artian positif; saya akan bilang bahwa kita harus membayangkan corak Eropa yang lain dan Rusia yang lain, menyingkirkan oligarki parasit kapitalis mereka. Pepatah Jean Jaurès “Kapitalisme menyeret perang seperti awan menyeret badai” terdengar lebih relevan dari sebelumnya. Hanya di Eropa yang lain itu, dari Atlantik hingga Ural—Eropa yang sosial, ekologis, dan pasca-kapitalis—perdamaian dan keadilan dapat terjamin. Apakah ini skenario yang mungkin? Tergantung kita masing-masing.

Categories
Reviews

Josep Recasens Subias, Marx & Philosophy. Review of Books

The publication in 1933 of the Economic and Philosophical Manuscripts of 1844 originated a debate around what place this text had in the work of Marx. The usage of ‘alienation’ that has a minor role in Capital rapidly established the belief of a split between the early and the late Marx. This split was defended by those who considered the early writings to be more essential than the late ones as they allegedly constitute the philosophical basis of Marxism. On the opposite camp, Althusser regarded the early writings as a residue of ‘Hegelianism’ that Marx had to get rid of before developing his relevant, ‘scientific’ thought on capitalist societies. A third position denied the existence of such a break and argued that there is a continuity in Marx’s thought, specifically on that of alienation. Nonetheless, this position was usually defended with a poor philological analysis of texts and quotations, mixing Marx’s early and late writings without caution.

In Karl Marx’s Writings on Alienation, Marcello Musto distinguishes these three positions and embraces the last one, trying to pay its pending debt, and gives a very complete selection of Marx’s writings on alienation from his main works. Musto’s central thesis is that Marx developed a theory of alienation that has a continuity in all his writings, from the Manuscripts of 1844 to Capital. This is true regardless of its progression and use of different expressions such as ‘alienation’, ‘dead (or objectified) labour over living labour’, and ‘reification’ or ‘fetishism’ (4) to explain the same phenomenon, or at least some aspects of it.

The book comprises two parts: the first is an introduction by Musto to the last century debates around alienation and the second consists of his careful selection of Marx’s writings on alienation. The latter is chronologically ordered and divided into three chapters (not treated as three different positions or stages Marx passed through), starting with the Manuscripts of 1844 and other early writings up until 1856. The second chapter contains the relevant passages from the Grundrisse (1857) and the Theories of Surplus Value (1861-63). The third chapter includes some parts of Capital and its preparatory notes (1863-1875). Each selected writings has an important introductory note by the editor that explains when and with what intention it was written, but also when it was published, by Marx or posthumously.

Musto’s introduction (almost a third of the book) has a twofold function. On the one hand, it sketches an interpretation of what Marx meant by alienation, giving indications on how to approach his work. On the other hand, Musto contrasts Marx’s theory of alienation to other philosophical theories that are supposed to treat the same phenomenon (French existentialists, Heidegger, Debord, American sociology, etc.), and also to other interpretations of Marx’s texts that were developed during the last century (Lukács, Althusser, Marcuse, etc.).

Musto reminds us that, contra Hegel’s transhistorical-ontological notion of alienation as objectification, alienation for Marx is not an ‘ontological’ conception of human beings or the condition of human labour in general. Rather, it is a phenomenon specific to the ‘capitalist, epoch of production’ (7). Central to Marx’s theory of alienation is the alienation of labour, which has a priority over the alienation from political or religious spheres. That is the reason why there are no fragments in this selection of the philosophical writings on alienation written before Marx started to study political economy. Marx accepts that ‘Labour’s realisation is its objectification’, but also adds that, ‘in the conditions dealt with by political economy this realisation of labour appears as loss of reality for the workers […] as alienation’ (52). Given that Marx ‘always discussed alienation from a historical, not a natural, point of view’ (7), his theory is not only different from Hegel’s, but also those who embraced Hegel’s conception of alienation as a phenomenon related to labour (e.g. Marcuse) and the French existentialists like Sartre who treat alienation as a kind of general human condition and not specifically in relation to labour.

Marx’s theory of alienation can be read in two different but related ways. The first emphasises the alienation of the worker from her conditions of production. Under capitalist conditions, labour takes the form of wage labour. The worker has no control over the products of her labour. Thus, ‘objectified labour, value as such, confronts him as an entity in its own right, as capital’ (102), as Marx notes. In this exchange between labour and capital, the capitalist appropriates surplus-value and invest it as capital again. If the worker is alien to the object of labour, then she becomes also alienated from the activity of labour, her species-being, and other human beings. Musto shows that Arendt and Fromm’s readings of Marx focused only on this type of self-alienation, developed in the early writings. Nonetheless, Musto correctly indicates that this subjective side of alienation is inseparable from the objective one that Marx fully developed later as the fetish-character of the commodity. With this Marx focuses on how the products of labour under capitalism dominate social relations between individuals. The editor concludes that ‘commodity fetishism did not replace alienation but was one aspect of it’ (34).

While Musto subscribes to the continuity thesis, nonetheless, he does not accept that there is a strict continuity in Marx’s theoretical position on alienation. The late works, compared with the earlier ones, offer ‘greater understanding of economic categories’ and ‘more rigorous social analysis’ (30). For example, they establish the link ‘between alienation and exchange value’ and provide critical insights on the ‘opposition between capital and ‘living labour-power’’ (ibid). The late works also demonstrate the emancipatory potentialities of the theory of alienation where ‘the path to a society free of alienation’ becomes ‘much more complicated in Capital’ (35), whereas in the early writings the philosophical conception of unalienated society remains to a large extent indeterminate and vague.

The second part of the book contains Marx’s well-known passages on alienation that are often discussed by the interpreters, including that of the Manuscripts of 1844. However, the major innovation of this editorial work lies in selecting the texts that are given less attention when the question of alienation is considered, despite some of them being the most extensive. Specifically, this omission usually excluded some late texts. One example is the Economic Manuscripts (1863-1865), written as preparatory manuscripts for Capital, whose selected paragraphs are translated by Patrick Camiller into English for the first time.

One of the main points of contestation in the debates around the theory of alienation is the apparent incompatibility or tension between Marx’s idea of workers being alienated from their ‘species-being’ and his thesis of not assuming a certain transhistorical conception of human essence. This incompatibility would raise two problems. The first, internal to Marx’s theory, relates to the incoherence of its premises. It seems inconsistent to deny the existence of a human essence but at the same time assume that workers are alienated from their ‘species-being’ (the term that can be regarded as another name for ‘human essence’). The second is ‘external’ and argues that, if one does not share Marx’s conception of human essence, then the critique of alienation cannot be accepted. This incompatibility could be solved by denying the continuation thesis and establishing that the later Marx abandoned the idea of species-being. As we have seen, Musto proposes another solution to the problem. He argues that Marx does not approach alienation from an ontological point of view, not even in the early writings, because Marx always discusses alienation in relation to a historical specific form of production. This idea allows Musto to shift the debate from the confusing philosophical and terminological debates of what human essence or ontology are, to the understanding of the specific functioning of capitalist mode of production. Nevertheless, Musto does not critically engage with the category of ‘species-being’ and its relation, if any, to Capital. Nor does Musto accept that discussing alienation in relation to a specific form of production could be compatible with the ontological point of view. The analysis of the relationship between alienation and ontology, marked with tensions and contradictions, requires further elucidation in the book.

The fact that the term ‘alienation’ is dropped altogether by Marx in his late writings could potentially call into question Musto’s thesis that the fetish-character of the commodity is an integral aspect of the theory of alienation. However, the usage of ‘alienation’ in the Grundrisse and other preparatory writings of Capital may confirm Musto’s idea that this absence was just to avoid unnecessary philosophical words in a work published for the public. Furthermore, Musto’s selection of Marx’s writings on commodity fetishism in chapter four helps us to elucidate the importance Marx gave to the theory of alienation in his magnum opus. It is true that there is no specific chapter allocated to the question of fetishism in Capital, but only a section that is considered by many as ‘unessential’ to the rest of the book. This led to the idea that fetishism, even if it is part of the theory of alienation, is not relevant to the understanding of the late Marx. Nonetheless, the so-called ‘drafts’ of Capital from 1857 onwards, mainly included in chapter three (the largest chapter of the selection and maybe the most elucidating one, despite being partially repetitive), demonstrate well that fetishism is viewed as an essential phenomenon of capitalist production and, thus, that of the critique of capitalism.

To conclude, Marx never wrote a developed account of his theory of alienation. This makes it difficult to say if there is a complete theory of alienation in Marx or just some fragmentary sketches of a possible theory that needs to be critically reconstructed. In any case, Musto’s editorial work offers an exhaustive collection of writings that allow the reader to form her own opinion without having to read the seemingly endless works of Marx. Musto does not offer a systematic exposition of Marx’s theory of alienation. Nonetheless, this is not his intention in editing this book. As he brilliantly shows in his introduction, the debate around Marx’s notion of alienation has been so distorted that it almost had nothing to do anymore with what Marx wrote. Karl Marx’s Writings on Alienation is one of the best resources we have to overcome past misinterpretations and to keep the ongoing debates on alienation close to Marx’s true emancipatory thought.

Categories
Journalism

La via a sinistra per invocare la pace e poi non disprezzare la guerra

La sinistra è sempre stata contro la guerra. Fin dalla nascita della Prima Internazionale, il movimento socialista si batté per “l’abolizione definitiva di ogni guerra”. Nei documenti di questa organizzazione si leggeva che erano soprattutto i lavoratori a pagare, economicamente, quando non con il loro sangue – e senza alcuna distinzione tra vincitori e sconfitti –, le conseguenze più nefaste delle guerre. In L’Europa può disarmare? (1893), Engels segnalò che la produzione di armamenti senza precedenti avvenuta in Europa rendeva possibile l’approssimarsi di “una guerra di distruzione che il mondo non aveva mai conosciuto”. Aggiunse che, “il sistema degli eserciti permanenti era stato spinto a un punto talmente estremo da essere condannato a rovinare economicamente i popoli, per via delle spese belliche, o a degenerare in una guerra di annientamento generale”. Il proletariato doveva battersi per il disarmo, considerato l’unica effettiva “garanzia della pace”.

Ben presto, da argomento teorico analizzato in tempi di pace, la lotta contro il militarismo divenne un problema politico preminente, soprattutto in seguito all’espansione imperialista da parte delle principali potenze europee. La presunta politica di pace della borghesia venne irrisa e definita con il termine di «pace armata». Jaurès, leader del Partito Socialista Francese, in un discorso del 1895, condensò in una frase i timori delle forze di sinistra: «sempre la vostra società, violenta e caotica, persino quando vuole la pace, persino quando è in stato di quiete apparente, reca in sé la guerra, come la nube reca in sé l’uragano». La mozione votata al Congresso di Stoccarda (1907) della Seconda Internazionale diede due indicazioni fondamentali: la scelta di voto contrario a leggi di bilancio che proponevano l’aumento delle spese militari e l’avversione agli eserciti permanenti.
Tuttavia, con il passare degli anni, socialdemocratici e socialisti si impegnarono sempre meno a promuovere una concreta politica d’azione in favore della pace. L’opposizione al riarmo e ai preparativi bellici in atto fu molto blanda e la SPD, divenuta molto legalista e moderata, barattò il suo voto favorevole ai crediti militari in cambio della concessione di maggiori libertà politiche in patria. Le conseguenze di questa scelta furono disastrose. Il movimento operaio giunse a condividere gli obiettivi espansionistici delle classi dominanti e venne travolto dall’ideologia nazionalista. La Seconda Internazionale si rivelò del tutto impotente di fronte allo scoppio della Prima Guerra Mondiale, fallendo in uno dei suoi intenti principali: preservare la pace.

I due esponenti di punta del movimento operaio che si opposero con maggiore vigore alla guerra furono la Luxemburg e Lenin. La prima ammodernò il bagaglio teorico della sinistra sulla guerra e mostrò come il militarismo rappresentasse un nerbo vitale dello Stato. Sostenne che la parola d’ordine «guerra alla guerra!» doveva diventare «il punto cruciale della politica proletaria». Pertanto, da quel momento in avanti, la classe lavoratrice doveva avere come «scopo principale», anche in tempo di pace, quello di «lottare contro l’imperialismo e di impedire le guerre». In Il socialismo e la guerra (1915), Lenin ebbe il merito di mostrare la “falsificazione storica” operata dalla borghesia, ogni qual volta provava ad attribuire un significato “progressivo e di liberazione nazionale” a quelle che, in realtà, erano guerre “di rapina”, condotte con il solo obiettivo di decidere a quale delle parti belligeranti sarebbe toccato opprimere maggiormente popolazioni straniere. Per Lenin, i rivoluzionari dovevano “trasformare la guerra imperialista in guerra civile”, poiché quanti volevano una pace veramente “democratica e duratura” dovevano eliminare la borghesia e i governi colonialisti. Lenin era convinto di ciò che la storia ha mostrato essere inesatto, ovvero che ogni lotta di classe condotta conseguentemente in tempo di guerra crea «inevitabilmente» stati d’animo rivoluzionari nelle masse.
Come comportarsi dinanzi alla guerra accese anche il dibattito del movimento femminista. La necessità di sostituire gli uomini inviati al fronte, in impieghi precedentemente da loro monopolizzati, favorì il diffondersi di un’ideologia sciovinista anche nel movimento suffragista. Contrastare quanti agitavano lo spauracchio dell’aggressore, per derubricare fondamentali riforme sociali, fu una delle conquiste più significative delle femministe più radicali del tempo. Esse indicarono come la battaglia contro il militarismo fosse un elemento essenziale della lotta contro il patriarcato.

La profonda frattura politica consumatasi tra rivoluzionari e riformisti dopo la nascita dell’URSS e il dogmatico clima ideologico degli anni Venti e Trenta inficiarono la possibilità di un’alleanza contro il militarismo tra l’Internazionale Comunista e i partiti socialisti europei. In molti ritenevano un “nuovo 1914” pressoché inevitabile. E così fu. Il crescendo di violenze perpetrate dal fronte nazi-fascista e lo scoppio della Seconda Guerra Mondiale generarono uno scenario ancora più nefasto di quello d’inizio secolo. L’URSS fu impegnata in quella Grande Guerra Patriottica che fu decisiva al fine della sconfitta del nazismo e divenne un elemento così centrale dell’unità nazionale russa da perdurare fino ai nostri giorni.
A partire dal 1961, sotto la presidenza di Chruščëv, l’URSS inaugurò un nuovo ciclo politico che prese il nome di Coesistenza pacifica. Ciò nonostante, nel 1968, i sovietici invasero con mezzo milione di soldati la Cecoslovacchia che chiedeva maggiore democrazia. Brežnev chiamò questo principio: “sovranità limitata”. Di fronte alla “Primavera di Praga”, egli affermò che “quando le forze che sono ostili al socialismo cercano di portare i paesi socialisti verso il capitalismo, questo diventa un problema comune”. Secondo questa logica antidemocratica, la scelta di stabilire cosa fosse o non fosse “socialismo” era puro arbitrio dei dirigenti sovietici. L’URSS continuò a destinare una parte significativa delle sue risorse economiche alle spese militari e ciò contribuì all’affermazione di una cultura di guerra e autoritaria nella società. Un ulteriore esempio evidente di questa politica fu l’invasione sovietica dell’Afghanistan nel 1979. Così facendo, Mosca si alienò, definitivamente, le simpatie del movimento per la pace. L’insieme di questi interventi militari non solo sfavorì il processo di riduzione generale degli armamenti, ma concorse a screditare e a indebolire globalmente il socialismo. L’URSS venne percepita, sempre più, come una potenza imperiale che agiva in forme non dissimili da quelle degli USA.

Le guerre diffondono un’ideologia di violenza che si unisce spesso ai sentimenti nazionalistici che hanno più volte lacerato il movimento operaio. Di rado, esse rafforzano pratiche di democrazia diretta, mentre accrescono il potere di istituzioni autoritarie. È una lezione che la sinistra non dovrebbe mai dimenticare.

Categories
Journal Articles

Πόλεμος και Αριστερά

1. Τα οικονομικά αίτια του πολέμου
Ενώ η επιστήμη της πολιτικής έχει διερευνήσει τα ιδεολογικά, πολιτικά, οικονομικά, ακόμη και ψυχολογικά κίνητρα πίσω από την παρόρμηση για πόλεμο, η σοσιαλιστική θεωρία έχει κάνει μια από τις πιο συναρπαστικές συνεισφορές της, αναδεικνύοντας τη σχέση μεταξύ της ανάπτυξης του καπιταλισμού και της εξάπλωσης των πολέμων.

Στις συζητήσεις στο εσωτερικό της Πρώτης Διεθνούς (1864-1872), ο César de Paepe, ένας από τους κύριους ηγέτες της, διατύπωσε αυτό που θα γινόταν η κλασική θέση του εργατικού κινήματος για το ζήτημα: ότι δηλαδή οι πόλεμοι είναι αναπόφευκτοι υπό το καθεστώς της καπιταλιστικής παραγωγής. Στη σύγχρονη κοινωνία, δεν προκαλούνται από τις φιλοδοξίες μοναρχών ή άλλων ατόμων, αλλά από το κυρίαρχο κοινωνικο-οικονομικό μοντέλο. Το σοσιαλιστικό κίνημα έδειξε επίσης ποια τμήματα του πληθυσμού πλήττονται περισσότερο από τις τρομερές συνέπειες του πολέμου. Στο συνέδριο της Διεθνούς που πραγματοποιήθηκε το 1868, οι αντιπρόσωποι υιοθέτησαν μια πρόταση που καλούσε τους εργάτες να επιδιώξουν «την οριστική κατάργηση κάθε πολέμου», καθώς ήταν αυτοί που θα πλήρωναν – οικονομικά ή με το ίδιο τους το αίμα, είτε ανήκαν στους νικητές είτε στους ηττημένους – τις αποφάσεις των κυρίαρχων τάξεων και των κυβερνήσεων που τις εκπροσωπούσαν. Το μάθημα στο επίπεδο του πολιτισμού για το εργατικό κίνημα προέκυψε από την πεποίθηση ότι κάθε πόλεμος πρέπει να θεωρείται «εμφύλιος πόλεμος», μια άγρια σύγκρουση μεταξύ των εργαζομένων που τους στερούσε τα απαραίτητα μέσα για την επιβίωσή τους. Έπρεπε να δράσουν αποφασιστικά ενάντια σε οποιονδήποτε πόλεμο, αντιστεκόμενοι στην επιστράτευση και προχωρώντας σε απεργιακές κινητοποιήσεις. Ο διεθνισμός έγινε έτσι ένα βασικό σημείο της μελλοντικής κοινωνίας, η οποία, με το τέλος του καπιταλισμού και της αντιπαλότητας μεταξύ των αστικών κρατών στην παγκόσμια αγορά, θα είχε εξαλείψει τις κύριες υποκείμενες αιτίες του πολέμου.

Μεταξύ των προδρόμων του σοσιαλισμού, ο Κλοντ Ανρί ντε Σαιν Σιμόν είχε λάβει αποφασιστική θέση τόσο κατά του πολέμου όσο και κατά των κοινωνικών συγκρούσεων, θεωρώντας και τα δύο εμπόδια για τη θεμελιώδη πρόοδο της βιομηχανικής παραγωγής. Ο Καρλ Μαρξ δεν ανέπτυξε σε κανένα από τα γραπτά του τις απόψεις του για τον πόλεμο – που παρέμειναν αποσπασματικές και ενίοτε αντιφατικές –, ούτε διατύπωσε κατευθυντήριες γραμμές για τη σωστή στάση που πρέπει να τηρείται απέναντί του. Όταν επέλεγε ανάμεσα σε αντίπαλα στρατόπεδα, η μόνη του σταθερά ήταν η αντίθεσή του στην τσαρική Ρωσία, την οποία θεωρούσε ως το προκεχωρημένο φυλάκιο της αντεπανάστασης και ένα από τα κύρια εμπόδια για τη χειραφέτηση της εργατικής τάξης. Στο Κεφάλαιο (1867) υποστήριξε ότι η βία ήταν μια οικονομική δύναμη, «η μαμή κάθε παλιάς κοινωνίας που κυοφορεί μια νέα». Όμως δεν θεωρούσε τον πόλεμο ως μια κρίσιμη συντόμευση για τον επαναστατικό μετασχηματισμό της κοινωνίας και ένας σημαντικός στόχος της πολιτικής του δραστηριότητας ήταν να δεσμεύσει τους εργάτες στην αρχή της διεθνούς αλληλεγγύης. Όπως υποστήριζε και ο Φρίντριχ Ένγκελς, θα έπρεπε να δράσουν αποφασιστικά στις επιμέρους χώρες ενάντια στην άμβλυνση της ταξικής πάλης που απειλούσε να επιφέρει η προπαγανδιστική επινόηση ενός εξωτερικού εχθρού σε κάθε ξέσπασμα πολέμου. Σε διάφορες επιστολές προς τους ηγέτες του εργατικού κινήματος, ο Ένγκελς τόνισε την ιδεολογική δύναμη της παγίδας του πατριωτισμού και την καθυστέρηση στην προλεταριακή επανάσταση που προκύπτει από τα κύματα σοβινισμού. Επιπλέον, στο Anti-Dühring (1878), μετά από μια ανάλυση των επιπτώσεων των ολοένα και πιο θανατηφόρων όπλων, δήλωνε ότι το καθήκον του σοσιαλισμού ήταν «να ανατινάξει τον μιλιταρισμό και όλους τους μόνιμους στρατούς».

Ο πόλεμος ήταν ένα τόσο σημαντικό ζήτημα για τον Ένγκελς που του αφιέρωσε ένα από τα τελευταία του κείμενα. Στο «Μπορεί η Ευρώπη να αφοπλιστεί;» (1893), σημείωσε ότι τα προηγούμενα είκοσι πέντε χρόνια κάθε μεγάλη δύναμη είχε προσπαθήσει να ξεπεράσει τους αντιπάλους της στρατιωτικά και από άποψη πολεμικών προετοιμασιών. Αυτό αφορούσε πρωτοφανή επίπεδα παραγωγής όπλων και έφερνε τη Γηραιά Ήπειρο πιο κοντά σε «έναν πόλεμο καταστροφής που ο κόσμος δεν έχει ξαναδεί». Σύμφωνα με τον συν-συγγραφέα του Μανιφέστου του Κομμουνιστικού Κόμματος (1848), «το σύστημα των μόνιμων στρατών έχει φτάσει σε τέτοια άκρα σε όλη την Ευρώπη, ώστε αναπόφευκτα, είτε θα επιφέρει οικονομική καταστροφή στους λαούς λόγω του στρατιωτικού βάρους, είτε θα εκφυλιστεί σε έναν γενικό πόλεμο εξόντωσης». Στην ανάλυσή του, ο Ένγκελς δεν ξέχασε να τονίσει ότι οι μόνιμοι στρατοί διατηρούνταν εξίσου τόσο, κυρίως, για εσωτερικούς πολιτικούς, όσο και για εξωτερικούς στρατιωτικούς σκοπούς. Σκοπός τους ήταν «να παρέχουν προστασία όχι τόσο κατά του εξωτερικού εχθρού όσο κατά του εσωτερικού», ενισχύοντας τις δυνάμεις που προορίζονται να καταστέλλουν το προλεταριάτο και τους εργατικούς αγώνες. Καθώς τα λαϊκά στρώματα πλήρωναν περισσότερο από οποιονδήποτε άλλον το κόστος του πολέμου, μέσω των φόρων και της παροχής στρατευμάτων στο κράτος, το εργατικό κίνημα θα έπρεπε να αγωνιστεί για «τη σταδιακή μείωση της διάρκειας της [στρατιωτικής] θητείας με διεθνή συνθήκη» και για τον αφοπλισμό ως τη μόνη αποτελεσματική «εγγύηση της ειρήνης».

2. Δοκιμές και κατάρρευση
Δεν πέρασε πολύς καιρός μέχρι να μετατραπεί μια θεωρητική συζήτηση σε καιρό ειρήνης στο σημαντικότερο πολιτικό ζήτημα της εποχής, όταν το εργατικό κίνημα έπρεπε να αντιμετωπίσει πραγματικές καταστάσεις, στις οποίες οι εκπρόσωποί του αρχικά αντιτάχθηκαν σε κάθε υποστήριξη στον πόλεμο. Στη γαλλοπρωσική σύγκρουση του 1870 (που προηγήθηκε της Παρισινής Κομμούνας), οι σοσιαλδημοκράτες βουλευτές Wilhelm Liebknecht και August Bebel καταδίκασαν τους προσαρτητικούς στόχους της Γερμανίας του Μπίσμαρκ και ψήφισαν κατά των πολεμικών πιστώσεων. Η απόφασή τους να «απορρίψουν το νομοσχέδιο για πρόσθετη χρηματοδότηση για τη συνέχιση του πολέμου» τους κόστισε ποινή φυλάκισης δύο ετών για εσχάτη προδοσία, αλλά συνέβαλε στο να δείξουν στην εργατική τάξη έναν εναλλακτικό τρόπο να αξιοποιήσει την κρίση.

Καθώς οι μεγάλες ευρωπαϊκές δυνάμεις συνέχιζαν την ιμπεριαλιστική τους επέκταση, η διαμάχη για τον πόλεμο αποκτούσε όλο και μεγαλύτερη βαρύτητα στις συζητήσεις της Δεύτερης Διεθνούς (1889-1916). Ένα ψήφισμα που υιοθετήθηκε στο ιδρυτικό της συνέδριο είχε κατοχυρώσει την ειρήνη ως «την απαραίτητη προϋπόθεση κάθε χειραφέτησης των εργατών». Η υποτιθέμενη ειρηνευτική πολιτική της αστικής τάξης χλευάστηκε και χαρακτηρίστηκε ως πολιτική «ένοπλης ειρήνης» και, το 1895, ο Jean Jaurès, ο ηγέτης του Γαλλικού Σοσιαλιστικού Κόμματος (SFIO), εκφώνησε μια ομιλία στο κοινοβούλιο στην οποία συνόψισε περίφημα τις ανησυχίες της Αριστεράς: «Η βίαιη και χαοτική κοινωνία σας εξακολουθεί, ακόμη και όταν επιθυμεί την ειρήνη, ακόμη και όταν βρίσκεται σε κατάσταση φαινομενικής ηρεμίας, να φέρει τον πόλεμο μέσα της, ακριβώς όπως ένα αδρανές σύννεφο φέρει την καταιγίδα».

Καθώς η Weltpolitik – η επιθετική πολιτική της αυτοκρατορικής Γερμανίας για την επέκταση της ισχύος της στη διεθνή σκηνή – άλλαξε το γεωπολιτικό σκηνικό, οι αντιμιλιταριστικές αρχές ρίζωσαν βαθύτερα στο εργατικό κίνημα και επηρέασαν τις συζητήσεις για τις ένοπλες συγκρούσεις. Ο πόλεμος δεν εθεωρείτο πλέον μόνο ως άνοιγμα επαναστατικών ευκαιριών και επιτάχυνση της κατάρρευσης του συστήματος (μια ιδέα στην Αριστερά που ανάγεται στο «καμία επανάσταση χωρίς επανάσταση» του Μαξιμιλιανού Ροβεσπιέρου). Θεωρείτο πλέον ως κίνδυνος λόγω των οδυνηρών συνεπειών του για το προλεταριάτο, με τη μορφή της πείνας, της εξαθλίωσης και της ανεργίας. Αποτελούσε έτσι μια σοβαρή απειλή για τις προοδευτικές δυνάμεις και, όπως έγραψε ο Karl Kautsky στο Η κοινωνική επανάσταση (1902), σε περίπτωση πολέμου αυτές θα ήταν «βαριά φορτωμένες με καθήκοντα που δεν τους είναι απαραίτητα» και τα οποία θα έκαναν την τελική νίκη πιο μακρινή αντί να τη φέρουν πιο κοντά.

Το ψήφισμα «Για τον μιλιταρισμό και τις διεθνείς συγκρούσεις», που υιοθετήθηκε από τη Δεύτερη Διεθνή στο συνέδριο της Στουτγάρδης το 1907, ανακεφαλαιώνει όλα τα βασικά σημεία που είχαν γίνει κοινή κληρονομιά του εργατικού κινήματος. Μεταξύ αυτών ήταν: η καταψήφιση των προϋπολογισμών που αύξαναν τις στρατιωτικές δαπάνες, η αντιπάθεια προς τους μόνιμους στρατούς και η προτίμηση σε ένα σύστημα λαϊκών πολιτοφυλακών, καθώς και η υποστήριξη του σχεδίου για τη δημιουργία διαιτητικών δικαστηρίων για την ειρηνική επίλυση των διεθνών συγκρούσεων. Αποκλείστηκε η προσφυγή σε γενικές απεργίες κατά κάθε είδους πολέμων, όπως πρότεινε ο Gustave Hervé, καθώς η πλειοψηφία των παρόντων έκρινε ότι κάτι τέτοιο ήταν πολύ ριζοσπαστικό και πολύ μανιχαϊστικό. Το ψήφισμα έκλεισε με μια τροπολογία που συντάχθηκε από τη Ρόζα Λούξεμπουργκ, τον Βλαντιμίρ Λένιν και τον Γιούλι Μάρτοφ, η οποία ανέφερε ότι «σε περίπτωση που ξεσπάσει πόλεμος […], είναι καθήκον [των σοσιαλιστών] να παρέμβουν υπέρ του γρήγορου τερματισμού του, και με όλες τους τις δυνάμεις να χρησιμοποιήσουν την οικονομική και πολιτική κρίση που δημιουργείται από τον πόλεμο, για να ξεσηκώσουν τις μάζες και έτσι να επιταχύνουν την πτώση της καπιταλιστικής ταξικής κυριαρχίας». Καθώς αυτό το ψήφισμα δεν υποχρέωνε το Σοσιαλδημοκρατικό Κόμμα της Γερμανίας (SPD) να προβεί σε αλλαγή πολιτικής γραμμής, οι εκπρόσωποί του ψήφισαν επίσης υπέρ. Το κείμενο, όπως τροποποιήθηκε, ήταν το τελευταίο έγγραφο για τον πόλεμο που εξασφάλισε την ομόφωνη υποστήριξη της Δεύτερης Διεθνούς.

Ο εντονότερος ανταγωνισμός μεταξύ των καπιταλιστικών κρατών στην παγκόσμια αγορά, σε συνδυασμό με το ξέσπασμα μιας σειράς διεθνών συγκρούσεων, έκανε τη γενική εικόνα ακόμη πιο ανησυχητική. Η δημοσίευση του βιβλίου του Jaurès Ο νέος στρατός (1911) ενθάρρυνε τη συζήτηση για ένα άλλο κεντρικό θέμα της περιόδου: τη διάκριση μεταξύ επιθετικών και αμυντικών πολέμων και τη στάση που έπρεπε να τηρείται απέναντι στους τελευταίους, συμπεριλαμβανομένων των περιπτώσεων όπου απειλούνταν η ανεξαρτησία μιας χώρας. Για τον Jaurès, η μόνη αποστολή του στρατού θα έπρεπε να είναι η υπεράσπιση του έθνους έναντι οποιασδήποτε εχθρικής επίθεσης ή οποιουδήποτε επιτιθέμενου που δεν αποδέχεται την επίλυση της διαφοράς μέσω διαμεσολάβησης. Όλες οι στρατιωτικές ενέργειες που ενέπιπταν σε αυτή την κατηγορία θα έπρεπε να θεωρούνται νόμιμες. Η διορατική κριτική της Λούξεμπουργκ σε αυτή τη θέση επεσήμανε ότι «ιστορικά φαινόμενα όπως οι σύγχρονοι πόλεμοι δεν μπορούν να μετρηθούν με το κριτήριο της “δικαιοσύνης” ή μέσω ενός χάρτινου σχήματος άμυνας και επίθεσης». Κατά την άποψή της, έπρεπε να ληφθεί υπόψη η δυσκολία να διαπιστωθεί αν ένας πόλεμος ήταν πραγματικά επιθετικός ή αμυντικός, ή αν το κράτος που τον ξεκίνησε είχε αποφασίσει σκόπιμα να επιτεθεί ή είχε αναγκαστεί να το κάνει λόγω των στρατηγημάτων που υιοθέτησε η χώρα που του εναντιώθηκε. Ως εκ τούτου, θεώρησε ότι η διάκριση αυτή θα πρέπει να απορριφθεί και επέκρινε περαιτέρω την ιδέα του Jaurès για το «ένοπλο έθνος», με το σκεπτικό ότι τελικά έτεινε να τροφοδοτεί την αυξανόμενη στρατιωτικοποίηση της κοινωνίας.

Όσο περνούσαν τα χρόνια, η Δεύτερη Διεθνής δεσμευόταν όλο και λιγότερο σε μια πολιτική δράσης υπέρ της ειρήνης. Η αντίθεσή της στον επανεξοπλισμό και τις πολεμικές προετοιμασίες ήταν πολύ ισχνή, και μια όλο και πιο μετριοπαθής και λεγκαλιστική πτέρυγα του SPD αντάλλαξε την υποστήριξή της στις στρατιωτικές πιστώσεις – και στη συνέχεια ακόμη και στην αποικιακή επέκταση – με αντάλλαγμα την παραχώρηση περισσότερων πολιτικών ελευθεριών στη Γερμανία. Σημαντικοί ηγέτες και επιφανείς θεωρητικοί, όπως ο Gustav Noske, ο Henry Hyndman και ο Antonio Labriola, ήταν από τους πρώτους που κατέληξαν σε αυτές τις θέσεις. Στη συνέχεια, η πλειοψηφία των Γερμανών Σοσιαλδημοκρατών, των Γάλλων Σοσιαλιστών, των ηγετών του βρετανικού Εργατικού Κόμματος και άλλων Ευρωπαίων μεταρρυθμιστών κατέληξε να υποστηρίξει τον Πρώτο Παγκόσμιο Πόλεμο (1914-1918). Αυτή η πορεία είχε καταστροφικές συνέπειες. Με βάση την άποψη ότι τα «οφέλη της προόδου» δεν πρέπει να μονοπωλούνται από τους καπιταλιστές, το εργατικό κίνημα κατέληξε να συμμερίζεται τους επεκτατικούς στόχους των κυρίαρχων τάξεων και κατακλύστηκε από την εθνικιστική ιδεολογία. Η Δεύτερη Διεθνής αποδείχθηκε εντελώς ανίκανη απέναντι στον πόλεμο, αποτυγχάνοντας σε έναν από τους κύριους στόχους της: τη διατήρηση της ειρήνης.

Ο Λένιν και άλλοι σύνεδροι στη διάσκεψη του Τσίμερβαλντ (1915) – συμπεριλαμβανομένου του Λεβ Τρότσκι, ο οποίος συνέταξε το τελικό μανιφέστο – προέβλεψαν ότι «για δεκαετίες οι πολεμικές δαπάνες θα απορροφούν τις καλύτερες ενέργειες των λαών, υπονομεύοντας τις κοινωνικές βελτιώσεις και εμποδίζοντας κάθε πρόοδο». Στα μάτια τους ο πόλεμος αποκάλυπτε τη «γυμνή μορφή του σύγχρονου καπιταλισμού, ο οποίος έχει γίνει ασυμβίβαστος, όχι μόνο με τα συμφέροντα των εργαζόμενων μαζών […] αλλά ακόμη και με τις πρωταρχικές συνθήκες της ανθρώπινης κοινοτικής ύπαρξης». Η προειδοποίηση εισακούστηκε μόνο από μια μειοψηφία του εργατικού κινήματος, όπως και το κάλεσμα προς όλους τους Ευρωπαίους εργάτες στη διάσκεψη του Κίενταλ (1916): «Οι κυβερνήσεις σας και οι εφημερίδες τους σας λένε ότι ο πόλεμος πρέπει να συνεχιστεί για να σκοτωθεί ο μιλιταρισμός. Σας εξαπατούν! Ο πόλεμος δεν έχει σκοτώσει ποτέ τον πόλεμο. Πράγματι, πυροδοτεί συναισθήματα και επιθυμίες για εκδίκηση. Με αυτόν τον τρόπο, μαρκάροντάς σας για θυσία, σας κλείνουν σε έναν κολασμένο κύκλο». Τέλος, σε ρήξη με την προσέγγιση του Συνεδρίου της Στουτγάρδης, το οποίο είχε ζητήσει διεθνή διαιτητικά δικαστήρια, το τελικό έγγραφο στο Κίενταλ διακήρυξε ότι «οι αυταπάτες του αστικού ειρηνισμού» δεν θα διακόψουν το σπιράλ του πολέμου, αλλά θα βοηθήσουν στη διατήρηση του υπάρχοντος κοινωνικο-οικονομικού συστήματος. Ο μόνος τρόπος να αποτραπούν μελλοντικές πολεμικές συγκρούσεις είναι οι λαϊκές μάζες να κατακτήσουν την πολιτική εξουσία και να ανατρέψουν την καπιταλιστική ιδιοκτησία.

Η Ρόζα Λούξεμπουργκ και ο Βλαντιμίρ Λένιν ήταν οι δύο πιο σθεναροί αντίπαλοι του πολέμου. Η Λούξεμπουργκ διεύρυνε τη θεωρητική κατανόηση της Αριστεράς και έδειξε πως ο μιλιταρισμός αποτελούσε βασικό σπόνδυλο του κράτους. Επιδεικνύοντας μια πεποίθηση και αποτελεσματικότητα που λίγοι άλλοι κομμουνιστές ηγέτες είχαν όμοιές τους, υποστήριξε ότι το σύνθημα «Πόλεμος στον πόλεμο!» έπρεπε να γίνει «ο ακρογωνιαίος λίθος της πολιτικής της εργατικής τάξης». Όπως έγραψε στην Κρίση της Σοσιαλδημοκρατίας (1916), γνωστή και ως Φυλλάδιο Γιούνιους, η Δεύτερη Διεθνής είχε καταρρεύσει επειδή απέτυχε «να προωθήσει μια κοινή τακτική και δράση του προλεταριάτου σε όλες τις χώρες». Στο εξής, ο «κύριος στόχος» του προλεταριάτου θα έπρεπε επομένως να είναι «η καταπολέμηση του ιμπεριαλισμού και η αποτροπή των πολέμων, τόσο στην ειρήνη όσο και στον πόλεμο».

Η μεγάλη συνεισφορά του Λένιν στο Σοσιαλισμός και πόλεμος (1915) και σε πολλά άλλα κείμενά του κατά τη διάρκεια του 1ου Παγκοσμίου Πολέμου, ήταν ότι προσδιόρισε δύο θεμελιώδη ζητήματα. Το πρώτο αφορούσε την «ιστορική παραχάραξη» κάθε φορά που η αστική τάξη προσπαθούσε να αποδώσει μια «προοδευτική αίσθηση εθνικής απελευθέρωσης» σε πολέμους που στην πραγματικότητα ήταν πόλεμοι «λεηλασίας», οι οποίοι διεξάγονταν με μοναδικό στόχο να αποφασίσουν ποιοι εμπόλεμοι θα καταπίεζαν αυτή τη φορά τους περισσότερους ξένους λαούς και θα αύξαναν τις ανισότητες του καπιταλισμού. Το δεύτερο ήταν η συγκάλυψη των αντιφάσεων από τους κοινωνικούς μεταρρυθμιστές – ή «σοσιαλ-σοβινιστές», όπως τους αποκαλούσε – οι οποίοι τελικά υιοθετούσαν τις δικαιολογίες υπέρ του πολέμου, παρά το γεγονός ότι τον είχαν ορίσει ως «εγκληματική» δραστηριότητα στα ψηφίσματα που υιοθετούσε η Δεύτερη Διεθνής. Πίσω από τον ισχυρισμό τους ότι «υπερασπίζονται την πατρίδα» κρυβόταν το δικαίωμα που είχαν δώσει στον εαυτό τους ορισμένες μεγάλες δυνάμεις να «λεηλατούν τις αποικίες και να καταπιέζουν τους ξένους λαούς». Ο πόλεμος δεν γινόταν για να διασφαλιστεί «η ύπαρξη των εθνών» αλλά «για να υπερασπιστούν τα προνόμια, την κυριαρχία, τη λεηλασία και τη βία» των διαφόρων «ιμπεριαλιστικών αστικών τάξεων». Οι σοσιαλιστές που είχαν συνθηκολογήσει με τον πατριωτισμό είχαν αντικαταστήσει την ταξική πάλη με τη διεκδίκηση «μπουκιών από τα κέρδη που αποκόμισε η εθνική τους αστική τάξη από τη λεηλασία άλλων χωρών». Κατά συνέπεια, ο Λένιν ήταν υπέρ των «αμυντικών πολέμων» – όχι, δηλαδή, της εθνικής άμυνας των ευρωπαϊκών χωρών αλά Ζωρές, αλλά των «δίκαιων πολέμων» των «καταπιεσμένων και υποταγμένων λαών» που είχαν «λεηλατηθεί και στερηθεί τα δικαιώματά τους» από τις «μεγάλες δουλοκτητικές δυνάμεις». Η πιο διάσημη θέση αυτής της μπροσούρας – ότι οι επαναστάτες θα πρέπει να επιδιώξουν να «μετατρέψουν τον ιμπεριαλιστικό πόλεμο σε εμφύλιο» – υπονοούσε ότι όσοι πραγματικά ήθελαν μια «διαρκή δημοκρατική ειρήνη» έπρεπε να διεξάγουν «εμφύλιο πόλεμο εναντίον των κυβερνήσεών τους και της αστικής τάξης». Ο Λένιν ήταν πεπεισμένος γι’ αυτό που η ιστορία θα αποδείκνυε αργότερα ότι ήταν ανακριβές: ότι ο ταξικός αγώνας που διεξάγεται με συνέπεια σε καιρό πολέμου θα δημιουργήσει «αναπόφευκτα» ένα επαναστατικό πνεύμα στις μάζες.

3. Γραμμές οριοθέτησης
Ο Α΄ Παγκόσμιος Πόλεμος δημιούργησε διαιρέσεις όχι μόνο στη Δεύτερη Διεθνή αλλά και στο αναρχικό κίνημα. Σε ένα άρθρο που δημοσιεύτηκε λίγο μετά το ξέσπασμα της σύγκρουσης, ο Κροπότκιν έγραψε ότι «το καθήκον κάθε ανθρώπου που έχει την ιδέα της ανθρώπινης προόδου είναι να συντρίψει τη γερμανική εισβολή στη Δυτική Ευρώπη». Αυτή η δήλωση, που θεωρήθηκε από πολλούς ως εγκατάλειψη των αρχών για τις οποίες είχε αγωνιστεί σε όλη του τη ζωή, ήταν μια προσπάθεια να ξεπεράσει το σύνθημα της «γενικής απεργίας κατά του πολέμου» – το οποίο είχε αγνοηθεί από τις εργατικές μάζες – και να αποφύγει τη γενική οπισθοδρόμηση της ευρωπαϊκής πολιτικής που θα προέκυπτε από μια γερμανική νίκη. Κατά την άποψη του Κροπότκιν, αν οι αντιμιλιταριστές παρέμεναν αδρανείς, θα βοηθούσαν έμμεσα τα κατακτητικά σχέδια των εισβολέων, και το εμπόδιο που θα προέκυπτε θα ήταν ακόμη πιο δύσκολο να ξεπεραστεί για όσους αγωνίζονταν για την κοινωνική επανάσταση.

Σε μια απάντησή του στον Κροπότκιν, ο Ιταλός αναρχικός Ενρίκο Μαλατέστα υποστήριξε ότι, αν και δεν ήταν ειρηνιστής και θεωρούσε νόμιμο να πάρει κανείς τα όπλα σε έναν απελευθερωτικό πόλεμο, ο παγκόσμιος πόλεμος δεν ήταν – όπως υποστήριζε η αστική προπαγάνδα – ένας αγώνας «για το γενικό καλό ενάντια στον κοινό εχθρό» της δημοκρατίας, αλλά ένα ακόμη παράδειγμα της υποταγής των εργατικών μαζών από την άρχουσα τάξη. Είχε επίγνωση ότι «μια γερμανική νίκη θα σήμαινε σίγουρα τον θρίαμβο του μιλιταρισμού, αλλά και ότι ένας θρίαμβος των Συμμάχων θα σήμαινε τη ρωσοβρετανική κυριαρχία στην Ευρώπη και την Ασία».

Στο Μανιφέστο των Δεκαέξι (1916), ο Κροπότκιν υποστήριξε την ανάγκη «να αντισταθούμε σε έναν επιτιθέμενο που αντιπροσωπεύει την καταστροφή όλων των ελπίδων μας για απελευθέρωση». Η νίκη της Τριπλής Αντάντ κατά της Γερμανίας θα ήταν το μικρότερο κακό και θα υπονόμευε λιγότερο τις υπάρχουσες ελευθερίες. Από την άλλη πλευρά, ο Μαλατέστα και οι συνυπογράφοντες το αντιπολεμικό μανιφέστο της Αναρχικής Διεθνούς (1915) δήλωσαν «Δεν είναι δυνατή η διάκριση μεταξύ επιθετικών και αμυντικών πολέμων». Επιπλέον, πρόσθεσαν ότι «Κανένας από τους εμπόλεμους δεν έχει δικαίωμα να διεκδικήσει τον πολιτισμό, όπως και κανένας από αυτούς δεν δικαιούται να επικαλείται τη νόμιμη αυτοάμυνα». Ο Α΄ Παγκόσμιος Πόλεμος, επέμεναν, ήταν ένα ακόμη επεισόδιο στη σύγκρουση μεταξύ των καπιταλιστών των διαφόρων ιμπεριαλιστικών δυνάμεων, η οποία διεξαγόταν σε βάρος της εργατικής τάξης. Ο Malatesta, η Emma Goldman, ο Ferdinand Nieuwenhuis και η μεγάλη πλειοψηφία του αναρχικού κινήματος ήταν πεπεισμένοι ότι θα ήταν ασυγχώρητο λάθος να υποστηρίξουν τις αστικές κυβερνήσεις. Αντ’ αυτού, χωρίς «αν και αλλά», επέμειναν στο σύνθημα «κανένας άνθρωπος και ούτε μια δεκάρα για τον στρατό», απορρίπτοντας αποφασιστικά ακόμη και κάθε έμμεση υποστήριξη στην επιδίωξη του πολέμου.

Η στάση απέναντι στον πόλεμο προκάλεσε συζητήσεις και στο φεμινιστικό κίνημα. Η ανάγκη να αντικαταστήσουν οι γυναίκες τους στρατευμένους άνδρες σε θέσεις εργασίας που αποτελούσαν επί μακρόν ανδρικό μονοπώλιο – για πολύ χαμηλότερο μισθό, σε συνθήκες υπερεκμετάλλευσης – ενθάρρυνε την εξάπλωση της σοβινιστικής ιδεολογίας σε ένα σημαντικό τμήμα του νεογέννητου κινήματος των σουφραζετών. Ορισμένες από τους ηγέτιδές του έφτασαν στο σημείο να αιτηθούν νόμους που θα επέτρεπαν τη στρατολόγηση γυναικών στις ένοπλες δυνάμεις. Η αποκάλυψη των διπρόσωπων κυβερνήσεων – οι οποίες, επικαλούμενες ότι ο εχθρός βρίσκεται προ των πυλών, χρησιμοποίησαν τον πόλεμο για να ανατρέψουν θεμελιώδεις κοινωνικές μεταρρυθμίσεις – ήταν ένα από τα σημαντικότερα επιτεύγματα των κυριότερων γυναικών κομμουνιστριών ηγετών της εποχής. Η Clara Zetkin, η Alexandra Kollontai, η Sylvia Pankhurst και, φυσικά, η Rosa Luxemburg ήταν από τις πρώτες που εγκαινίασαν με διαύγεια και θάρρος τον δρόμο που θα έδειχνε στις επόμενες γενιές πως ο αγώνας κατά του μιλιταρισμού ήταν απαραίτητος για τον αγώνα κατά της πατριαρχίας. Αργότερα, η απόρριψη του πολέμου έγινε διακριτό μέρος της Διεθνούς Ημέρας της Γυναίκας και η αντίθεση στους πολεμικούς προϋπολογισμούς στο ξέσπασμα κάθε νέας σύγκρουσης είχε εξέχουσα θέση σε πολλές πλατφόρμες του διεθνούς φεμινιστικού κινήματος.

4. Ο σκοπός δεν αγιάζει τα μέσα και τα λάθος μέσα βλάπτουν τον σκοπό
Ο βαθύς διχασμός μεταξύ επαναστατών και ρεφορμιστών, που διευρύνθηκε σε στρατηγικό χάσμα μετά τη γέννηση της Σοβιετικής Ένωσης και την ανάπτυξη του ιδεολογικού δογματισμού στις δεκαετίες του 1920 και 1930, απέκλεισε οποιαδήποτε συμμαχία κατά του μιλιταρισμού μεταξύ της Κομμουνιστικής Διεθνούς (1919-1943) και των ευρωπαϊκών σοσιαλιστικών και σοσιαλδημοκρατικών κομμάτων. Έχοντας υποστηρίξει τον πόλεμο, τα κόμματα που αποτελούσαν την Εργατική και Σοσιαλιστική Διεθνή (1923-1940) είχαν χάσει κάθε αξιοπιστία στα μάτια των κομμουνιστών. Η λενινιστική ιδέα της «μετατροπής του ιμπεριαλιστικού πολέμου σε εμφύλιο πόλεμο» εξακολουθούσε να ισχύει στη Μόσχα, όπου κορυφαίοι πολιτικοί και θεωρητικοί θεωρούσαν ότι ένα «νέο 1914» ήταν αναπόφευκτο. Και στις δύο πλευρές, λοιπόν, η συζήτηση ήταν περισσότερο για το τι θα γινόταν αν ξεσπούσε ένας νέος πόλεμος παρά για το πώς θα αποτρεπόταν η έναρξη ενός τέτοιου πολέμου. Τα συνθήματα και οι διακηρύξεις αρχών διέφεραν σημαντικά από αυτό που αναμενόταν να συμβεί και από αυτό που στη συνέχεια μετατράπηκε σε πολιτική δράση. Μεταξύ των επικριτικών φωνών στο κομμουνιστικό στρατόπεδο ήταν εκείνες του Νικολάι Μπουχάριν – υπέρμαχου του συνθήματος «αγώνας για την ειρήνη», ο οποίος ανήκε στους Ρώσους ηγέτες που ήταν περισσότερο πεπεισμένοι ότι ο αγώνας αυτός ήταν «ένα από τα βασικά ζητήματα του σύγχρονου κόσμου» – και του Γκεόργκι Ντιμιτρόφ, ο οποίος υποστήριζε ότι δεν ήταν όλες οι μεγάλες δυνάμεις εξίσου υπεύθυνες για την απειλή του πολέμου και ο οποίος τάχθηκε υπέρ μιας προσέγγισης με τα ρεφορμιστικά κόμματα για τη δημιουργία ενός ευρέος λαϊκού μετώπου εναντίον του πολέμου. Και οι δύο αυτές απόψεις έρχονταν σε αντίθεση με τη ρητορεία της σοβιετικής ορθοδοξίας, η οποία, μακριά από την επικαιροποίηση της θεωρητικής ανάλυσης, επαναλάμβανε ότι ο κίνδυνος πολέμου ήταν ενσωματωμένος εξίσου, και χωρίς διακρίσεις, σε όλες τις ιμπεριαλιστικές δυνάμεις.

Οι απόψεις του Μάο Τσετούνγκ επί του θέματος ήταν εντελώς διαφορετικές. Επικεφαλής του απελευθερωτικού κινήματος κατά της ιαπωνικής εισβολής, έγραψε στο Περί παρατεταμένου πολέμου (1938) ότι οι «δίκαιοι πόλεμοι» – στους οποίους οι κομμουνιστές θα έπρεπε να συμμετέχουν ενεργά – είναι «προικισμένοι με τεράστια δύναμη, η οποία μπορεί να μεταμορφώσει πολλά πράγματα ή να ανοίξει τον δρόμο για τη μεταμόρφωσή τους». Η προτεινόμενη από τον Μάο στρατηγική, επομένως, ήταν «να αντιπαραταχθεί στον άδικο πόλεμο ο δίκαιος πόλεμος», και επιπλέον να «συνεχιστεί ο πόλεμος μέχρις ότου [επιτευχθεί] ο πολιτικός του στόχος». Τα επιχειρήματα για την «παντοδυναμία του επαναστατικού πολέμου» επανέρχονται στα Προβλήματα πολέμου και στρατηγικής (1938), όπου ο Μάο υποστηρίζει ότι «μόνο με τα όπλα μπορεί να μετασχηματιστεί ολόκληρος ο κόσμος» και ότι «η κατάληψη της εξουσίας με ένοπλη δύναμη, η διευθέτηση του ζητήματος με πόλεμο, είναι το κεντρικό καθήκον και η υψηλότερη μορφή της επανάστασης».

Στην Ευρώπη, η κλιμάκωση της βίας του ναζιστικού-φασιστικού μετώπου, τόσο στο εσωτερικό όσο και στο εξωτερικό, και το ξέσπασμα του Β΄ Παγκοσμίου Πολέμου (1939-1945) δημιούργησαν μια ακόμα πιο ειδεχθή εξέλιξη από τον πόλεμο του 1914-18. Αφού τα στρατεύματα του Χίτλερ επιτέθηκαν στη Σοβιετική Ένωση το 1941, ο Μεγάλος Πατριωτικός Πόλεμος που έληξε με την ήττα του ναζισμού έγινε τόσο κεντρικό στοιχείο της ρωσικής εθνικής ενότητας, που επέζησε από την πτώση του Τείχους του Βερολίνου και διήρκεσε μέχρι τις μέρες μας.

Με τη μεταπολεμική διαίρεση του κόσμου σε δύο μπλοκ, ο Ιωσήφ Στάλιν δίδαξε ότι το κύριο καθήκον του διεθνούς κομμουνιστικού κινήματος ήταν να διαφυλάξει τη Σοβιετική Ένωση. Η δημιουργία μιας αποτρεπτικής ζώνης οκτώ χωρών στην Ανατολική Ευρώπη (επτά μετά την αποχώρηση της Γιουγκοσλαβίας) ήταν κεντρικός πυλώνας αυτής της πολιτικής. Την ίδια περίοδο, το Δόγμα Τρούμαν σηματοδότησε την έλευση ενός νέου τύπου πολέμου: του Ψυχρού Πολέμου. Με την υποστήριξή τους στις αντικομμουνιστικές δυνάμεις στην Ελλάδα, με το Σχέδιο Μάρσαλ (1948) και τη δημιουργία του ΝΑΤΟ (1949), οι Ηνωμένες Πολιτείες της Αμερικής συνέβαλαν στο να αποφευχθεί η προέλαση των προοδευτικών δυνάμεων στη Δυτική Ευρώπη. Η Σοβιετική Ένωση απάντησε με το Σύμφωνο της Βαρσοβίας (1955). Αυτή η διαμόρφωση οδήγησε σε μια τεράστια κούρσα εξοπλισμών, η οποία, παρά τη νωπή ανάμνηση της Χιροσίμα και του Ναγκασάκι, περιλάμβανε επίσης τη διάδοση των δοκιμών πυρηνικών βομβών.

Από το 1961, υπό την ηγεσία του Νικήτα Χρουστσόφ, η Σοβιετική Ένωση ξεκίνησε μια νέα πολιτική πορεία που έμεινε γνωστή ως «ειρηνική συνύπαρξη». Η στροφή αυτή, με έμφαση στη μη ανάμειξη και στον σεβασμό της εθνικής κυριαρχίας, καθώς και στην οικονομική συνεργασία με τις καπιταλιστικές χώρες, υποτίθεται ότι θα απέτρεπε τον κίνδυνο ενός τρίτου παγκόσμιου πολέμου (τον οποίο η κρίση των πυραύλων της Κούβας έδειξε ως πιθανότητα το 1962) και θα στήριζε το επιχείρημα ότι ο πόλεμος δεν ήταν αναπόφευκτος. Ωστόσο, αυτή η προσπάθεια εποικοδομητικής συνεργασίας απευθυνόταν μόνο στις ΗΠΑ και όχι στις χώρες του «υπαρκτού σοσιαλισμού». Το 1956, η Σοβιετική Ένωση είχε ήδη συντρίψει μια εξέγερση στην Ουγγαρία και τα κομμουνιστικά κόμματα της Δυτικής Ευρώπης δεν καταδίκασαν αλλά δικαιολόγησαν τη στρατιωτική επέμβαση στο όνομα της προστασίας του σοσιαλιστικού μπλοκ. Ο Palmiro Togliatti, για παράδειγμα, ο γραμματέας του Ιταλικού Κομμουνιστικού Κόμματος, δήλωσε: «Στεκόμαστε στο πλευρό της δικής μας πλευράς ακόμη και όταν αυτή κάνει λάθος». Οι περισσότεροι από αυτούς που συμμερίζονταν αυτή τη θέση το μετάνιωσαν πικρά τα επόμενα χρόνια, όταν κατάλαβαν τις καταστροφικές συνέπειες της σοβιετικής επιχείρησης.

Παρόμοια γεγονότα έλαβαν χώρα στο απόγειο της ειρηνικής συνύπαρξης, το 1968 στην Τσεχοσλοβακία. Αντιμέτωπο με τα αιτήματα για εκδημοκρατισμό και οικονομική αποκέντρωση κατά τη διάρκεια της Άνοιξης της Πράγας, το Πολιτικό Γραφείο του Κομμουνιστικού Κόμματος της Σοβιετικής Ένωσης αποφάσισε ομόφωνα να στείλει μισό εκατομμύριο στρατιώτες και χιλιάδες τανκς. Στο συνέδριο του Πολωνικού Ενιαίου Εργατικού Κόμματος το 1968, ο Λεονίντ Μπρέζνιεφ εξήγησε την ενέργεια αυτή αναφερόμενος σε αυτό που ονόμασε «περιορισμένη κυριαρχία» των χωρών του Συμφώνου της Βαρσοβίας: «Όταν δυνάμεις που είναι εχθρικές προς τον σοσιαλισμό προσπαθούν να στρέψουν την ανάπτυξη κάποιας σοσιαλιστικής χώρας προς τον καπιταλισμό, αυτό γίνεται όχι μόνο πρόβλημα της συγκεκριμένης χώρας, αλλά κοινό πρόβλημα και ανησυχία όλων των σοσιαλιστικών χωρών». Σύμφωνα με αυτή την αντιδημοκρατική λογική, ο ορισμός του τι ήταν και τι δεν ήταν «σοσιαλισμός» έπεφτε φυσικά στην αυθαίρετη απόφαση των σοβιετικών ηγετών. Αλλά αυτή τη φορά οι επικριτές από την πλευρά της Αριστεράς τοποθετήθηκαν άμεσα και μάλιστα αντιπροσώπευαν την πλειοψηφία. Παρόλο που η αποδοκιμασία της σοβιετικής δράσης εκφράστηκε όχι μόνο από κινήματα της Νέας Αριστεράς αλλά και από την πλειοψηφία των κομμουνιστικών κομμάτων, συμπεριλαμβανομένων του Κινεζικού, οι Ρώσοι δεν υποχώρησαν αλλά προχώρησαν σε μια διαδικασία που ονόμασαν «ομαλοποίηση». Η Σοβιετική Ένωση συνέχισε να δεσμεύει ένα σημαντικό μέρος των οικονομικών της πόρων για στρατιωτικές δαπάνες και αυτό συνέβαλε στην ενίσχυση μιας αυταρχικής κουλτούρας στην κοινωνία. Με αυτόν τον τρόπο, έχασε για πάντα την εύνοια του κινήματος ειρήνης, το οποίο είχε γίνει ακόμη μεγαλύτερο μέσω των εκπληκτικών κινητοποιήσεων κατά του πολέμου στο Βιετνάμ.

Ένας από τους σημαντικότερους πολέμους της επόμενης δεκαετίας ξεκίνησε με τη σοβιετική εισβολή στο Αφγανιστάν. Το 1979, ο Κόκκινος Στρατός έγινε και πάλι ένα σημαντικό εργαλείο της εξωτερικής πολιτικής της Μόσχας, η οποία συνέχισε να διεκδικεί το δικαίωμα να επεμβαίνει σε αυτό που περιέγραφε ως τη δική της «ζώνη ασφαλείας». Η λανθασμένη απόφαση μετατράπηκε σε μια εξαντλητική περιπέτεια που διήρκεσε πάνω από δέκα χρόνια, προκαλώντας τεράστιο αριθμό νεκρών και δημιουργώντας εκατομμύρια πρόσφυγες. Σε αυτή την περίπτωση το διεθνές κομμουνιστικό κίνημα ήταν πολύ λιγότερο επιφυλακτικό απ’ ό,τι ήταν σε σχέση με τις σοβιετικές εισβολές στην Ουγγαρία και την Τσεχοσλοβακία. Ωστόσο, αυτός ο νέος πόλεμος αποκάλυψε ακόμη πιο καθαρά στη διεθνή κοινή γνώμη το χάσμα ανάμεσα στον «υπαρκτό σοσιαλισμό» και σε μια πολιτική εναλλακτική λύση που θα βασιζόταν στην ειρήνη και την αντίθεση στον μιλιταρισμό.

Στο σύνολό τους, αυτές οι στρατιωτικές επεμβάσεις όχι μόνο λειτούργησαν ενάντια σε μια γενική μείωση των εξοπλισμών, αλλά χρησίμευσαν για την απαξίωση και την σε παγκόσμιο επίπεδο αποδυνάμωση του σοσιαλισμού. Η Σοβιετική Ένωση εθεωρείτο όλο και περισσότερο ως μια αυτοκρατορική δύναμη που ενεργούσε με τρόπους που δεν διέφεραν από εκείνους των Ηνωμένων Πολιτειών, οι οποίες, από την έναρξη του Ψυχρού Πολέμου, είχαν, λίγο πολύ κρυφά, υποστηρίξει πραξικοπήματα και είχαν βοηθήσει στην ανατροπή δημοκρατικά εκλεγμένων κυβερνήσεων σε περισσότερες από είκοσι χώρες σε όλο τον κόσμο. Τέλος, οι «σοσιαλιστικοί πόλεμοι» το 1977-1979 μεταξύ Καμπότζης και Βιετνάμ και Κίνας και Βιετνάμ, με φόντο τη σινοσοβιετική σύγκρουση, διέλυσε την όποια επιρροή είχε η «μαρξιστική-λενινιστική» ιδεολογία (που είχε ήδη απομακρυνθεί από τις αρχικές βάσεις που είχαν θέσει ο Μαρξ και ο Ένγκελς), που απέδιδε τον πόλεμο αποκλειστικά στις οικονομικές ανισορροπίες του καπιταλισμού.

5. Το να είσαι αριστερός σημαίνει να είσαι κατά του πολέμου
Το τέλος του Ψυχρού Πολέμου δεν μείωσε τις επεμβάσεις στις υποθέσεις άλλων χωρών, ούτε αύξησε την ελευθερία κάθε λαού να επιλέγει το πολιτικό καθεστώς υπό το οποίο ζει. Οι πολυάριθμοι πόλεμοι – ακόμη και χωρίς εντολή του ΟΗΕ που ορίζονται, παράλογα, ως «ανθρωπιστικοί» – που διεξήγαγαν οι ΗΠΑ τα τελευταία είκοσι πέντε χρόνια, στους οποίους θα πρέπει να προστεθούν νέες μορφές συγκρούσεων, παράνομες κυρώσεις και πολιτικές, οικονομικές και μιντιακές εξαρτήσεις, αποδεικνύουν ότι η διπολική διαίρεση του κόσμου μεταξύ δύο υπερδυνάμεων δεν έδωσε τη θέση της στην εποχή της ελευθερίας και της προόδου που υποσχόταν το νεοφιλελεύθερο μάντρα της «Νέας Τάξης Πραγμάτων». Σε αυτό το πλαίσιο, πολλές πολιτικές δυνάμεις που κάποτε διεκδικούσαν τις αξίες της Αριστεράς έχουν πάρει μέρος σε μια σειρά από πολέμους. Από το Κοσσυφοπέδιο μέχρι το Ιράκ και το Αφγανιστάν – για να αναφέρουμε μόνο τους κυριότερους πολέμους που διεξήγαγε το ΝΑΤΟ μετά την πτώση του Τείχους του Βερολίνου – οι δυνάμεις αυτές έδιναν κάθε φορά την υποστήριξή τους στην ένοπλη επέμβαση και γίνονταν όλο και λιγότερο διακριτές από τη Δεξιά.

Ο ρωσο-ουκρανικός πόλεμος έφερε και πάλι την Αριστερά αντιμέτωπη με το δίλημμα του πώς να αντιδράσει όταν η κυριαρχία μιας χώρας δέχεται επίθεση. Η αποτυχία να καταδικάσει την εισβολή της Ρωσίας στην Ουκρανία αποτελεί πολιτικό λάθος της κυβέρνησης της Βενεζουέλας και κάνει τις καταγγελίες πιθανών μελλοντικών επιθετικών πράξεων που θα διαπράξουν οι Ηνωμένες Πολιτείες να φαίνονται λιγότερο αξιόπιστες. Είναι αλήθεια ότι, όπως έγραψε ο Μαρξ στον Ferdinand Lassalle το 1860, «στην εξωτερική πολιτική, υπάρχει λίγο κέρδος από τη χρήση τέτοιων λέξεων όπως “αντιδραστικός” και “επαναστατικός”» – ότι αυτό που είναι «υποκειμενικά αντιδραστικό [μπορεί να αποδειχθεί] αντικειμενικά επαναστατικό στην εξωτερική πολιτική». Αλλά οι αριστερές δυνάμεις θα έπρεπε να έχουν μάθει από τον εικοστό αιώνα ότι οι συμμαχίες «με τον εχθρό του εχθρού μου» συχνά οδηγούν σε μη εποικοδομητικές συμφωνίες, ειδικά όταν, όπως στην εποχή μας, το προοδευτικό μέτωπο είναι πολιτικά αδύναμο και θεωρητικά συγκεχυμένο και δεν έχει την υποστήριξη μαζικών κινητοποιήσεων.

Υπενθυμίζοντας τα λόγια του Λένιν στο Η σοσιαλιστική επανάσταση και το δικαίωμα των εθνών στην αυτοδιάθεση: «Το γεγονός ότι ο αγώνας για την εθνική απελευθέρωση ενάντια σε μια ιμπεριαλιστική δύναμη μπορεί, υπό ορισμένες συνθήκες, να χρησιμοποιηθεί από μια άλλη “Μεγάλη” Δύναμη για τα εξίσου ιμπεριαλιστικά της συμφέροντα δεν θα πρέπει να έχει πλέον καμία βαρύτητα για να παρακινήσει τη Σοσιαλδημοκρατία να απαρνηθεί την αναγνώρισή της του δικαιώματος των εθνών στην αυτοδιάθεση». Πέρα από τα γεωπολιτικά συμφέροντα και τις ίντριγκες που συνήθως επίσης παίζονται, οι δυνάμεις της Αριστεράς έχουν ιστορικά υποστηρίξει την αρχή της εθνικής αυτοδιάθεσης και υπερασπίστηκαν το δικαίωμα των επιμέρους κρατών να καθορίζουν τα σύνορά τους με βάση τη ρητή βούληση του πληθυσμού. Η Αριστερά έχει πολεμήσει κατά των πολέμων και των «προσαρτήσεων» επειδή γνωρίζει ότι αυτές οδηγούν σε δραματικές συγκρούσεις ανάμεσα στους εργαζόμενους του κυρίαρχου έθνους και εκείνους του καταπιεσμένου έθνους, δημιουργώντας τις προϋποθέσεις για να ενωθούν οι τελευταίοι με την ίδια τους την αστική τάξη θεωρώντας τους πρώτους εχθρούς τους. Στα «Αποτελέσματα της συζήτησης για την αυτοδιάθεση» (1916), ο Λένιν έγραφε: «Αν η σοσιαλιστική επανάσταση ήταν νικηφόρα στην Πετρούπολη, το Βερολίνο και τη Βαρσοβία, η πολωνική σοσιαλιστική κυβέρνηση, όπως η ρωσική και η γερμανική σοσιαλιστική κυβέρνηση, θα απαρνιόταν τη “βίαιη κατακράτηση”, ας πούμε, των Ουκρανών εντός των συνόρων του πολωνικού κράτους». Γιατί λοιπόν να προτείνουμε ότι κάτι διαφορετικό θα έπρεπε να παραχωρηθεί στην εθνικιστική κυβέρνηση υπό την ηγεσία του Βλαντιμίρ Πούτιν;

Από την άλλη πλευρά, πάρα πολλοί από την Αριστερά έχουν υποκύψει στον πειρασμό να γίνουν – άμεσα ή έμμεσα – συνεμπόλεμοι [με τη Δύση, ΣτΜ], τροφοδοτώντας μια νέα union sacrée (έκφραση που επινοήθηκε το 1914, ακριβώς για να χαιρετίσει την αποκήρυξη των δυνάμεων της γαλλικής Αριστεράς που, στο ξέσπασμα του Α΄ Παγκοσμίου Πολέμου, αποφάσισαν να υποστηρίξουν τις πολεμικές επιλογές της κυβέρνησης). Μια τέτοια θέση σήμερα χρησιμεύει όλο και περισσότερο στο να θολώνει τη διάκριση μεταξύ ατλαντισμού και ειρηνισμού. Η ιστορία δείχνει ότι, όταν δεν αντιτίθενται στον πόλεμο, οι προοδευτικές δυνάμεις χάνουν ένα ουσιαστικό μέρος του λόγου ύπαρξής τους και καταλήγουν να καταπίνουν την ιδεολογία του αντίπαλου στρατοπέδου. Αυτό συμβαίνει κάθε φορά που τα κόμματα της Αριστεράς αναγορεύουν την παρουσία τους στην κυβέρνηση ως τον θεμελιώδη τρόπο αποτίμησης της πολιτικής τους δράσης – όπως έκαναν οι Ιταλοί κομμουνιστές υποστηρίζοντας τις επεμβάσεις του ΝΑΤΟ στο Κοσσυφοπέδιο και το Αφγανιστάν, ή η σημερινή πλειοψηφία της Unidas Podemos, η οποία ενώνει τη φωνή της με την ομόφωνη χορωδία ολόκληρου του ισπανικού κοινοβουλευτικού τόξου, υπέρ της αποστολής όπλων στον ουκρανικό στρατό. Τέτοιες ευτελείς συμπεριφορές έχουν τιμωρηθεί πολλές φορές στο παρελθόν, μεταξύ άλλων και στις κάλπες, δοθείσης της ευκαιρίας.

6. Ο Βοναπάρτης δεν αποτελεί δημοκρατία
Την περίοδο 1853-1856, ο Μαρξ έγραψε μια λαμπρή σειρά άρθρων για την εφημερίδα New-York Daily Tribune που περιέχουν πολλούς ενδιαφέροντες και χρήσιμους παραλληλισμούς με τη σημερινή εποχή. Το 1853, μιλώντας για τον μεγάλο Μοσχοβίτη μονάρχη του 15ου αιώνα – εκείνον που θεωρείται ότι ενοποίησε τη Ρωσία και έθεσε τις βάσεις για την απολυταρχία της – ο Μαρξ υποστήριξε: «Αρκεί να αντικαταστήσει κανείς μια σειρά από ονόματα και ημερομηνίες με άλλες και γίνεται σαφές ότι οι πολιτικές του Ιβάν Γ΄[…], και εκείνες της σημερινής Ρωσίας, δεν είναι απλώς παρόμοιες αλλά πανομοιότυπες». Τον επόμενο χρόνο, ωστόσο, σε αντίθεση με τους φιλελεύθερους δημοκράτες που εξύψωναν τον αντιρωσικό συνασπισμό, έγραψε: «Είναι λάθος να περιγράφουμε τον πόλεμο κατά της Ρωσίας ως πόλεμο μεταξύ ελευθερίας και δεσποτισμού. Πέρα από το γεγονός ότι, αν συνέβαινε κάτι τέτοιο, η ελευθερία θα αντιπροσωπευόταν για πάντα από έναν Βοναπάρτη, ολόκληρος ο δεδηλωμένος στόχος του πολέμου είναι η διατήρηση […] των συνθηκών της Βιέννης – αυτών ακριβώς των συνθηκών που ακυρώνουν την ελευθερία και την ανεξαρτησία των εθνών». Αν αντικαταστήσουμε τον Βοναπάρτη με τις Ηνωμένες Πολιτείες της Αμερικής και τις συνθήκες της Βιέννης με το ΝΑΤΟ, οι παρατηρήσεις αυτές μοιάζουν σαν να γράφτηκαν για το σήμερα. Ο τρόπος σκέψης όσων αντιτίθενται τόσο στον ρωσικό όσο και στον ουκρανικό εθνικισμό, καθώς και στην επέκταση του ΝΑΤΟ, δεν αποτελεί απόδειξη πολιτικής αναποφασιστικότητας ή θεωρητικής ασάφειας. Τις τελευταίες εβδομάδες, αρκετοί ειδικοί σκιαγράφησαν τις ρίζες της σύγκρουσης (οι οποίες σε καμία περίπτωση δεν μειώνουν τη βαρβαρότητα της ρωσικής εισβολής), καθώς και τη θέση εκείνων που προτείνουν μια πολιτική ουδετερότητας ως τον πιο αποτελεσματικό τρόπο για να τερματιστεί ο πόλεμος το συντομότερο δυνατό και να εξασφαλιστεί ο μικρότερος αριθμός θυμάτων. Δεν είναι ζήτημα να συμπεριφερθούμε σαν τις «όμορφες ψυχές» τις βουτηγμένες στον αφηρημένο ιδεαλισμό, τις οποίες ο Χέγκελ θεωρούσε ανίκανες να αντιμετωπίσουν την πραγματική πραγματικότητα των γήινων αντιφάσεων. Αντιθέτως: το ζητούμενο είναι να κάνουμε πραγματικότητα το μόνο αληθινό αντίδοτο στην απεριόριστη επέκταση του πολέμου. Δεν έχουν τέλος οι φωνές που ζητούν περαιτέρω επιστράτευση, ούτε εκείνοι που, όπως ο Ύπατος Εκπρόσωπος της Ευρωπαϊκής Ένωσης για την Εξωτερική Πολιτική και Πολιτική Ασφάλειας, θεωρούν ότι είναι καθήκον της Ευρώπης να προμηθεύει τους Ουκρανούς με «τα απαραίτητα όπλα για τον πόλεμο». Αλλά σε αντίθεση με αυτές τις θέσεις, είναι απαραίτητο να συνεχιστεί αδιάκοπα η διπλωματική δραστηριότητα που βασίζεται σε δύο σταθερά σημεία: την αποκλιμάκωση και την ουδετερότητα της ανεξάρτητης Ουκρανίας.

Παρά την αυξημένη υποστήριξη προς το ΝΑΤΟ μετά τις ρωσικές κινήσεις, είναι απαραίτητο να εργαστούμε σκληρότερα για να διασφαλίσουμε ότι η κοινή γνώμη δεν θα θεωρήσει τη μεγαλύτερη και πιο επιθετική πολεμική μηχανή στον κόσμο – το ΝΑΤΟ – ως τη λύση στα προβλήματα της παγκόσμιας ασφάλειας. Πρέπει να αποδειχθεί ότι πρόκειται για έναν επικίνδυνο και αναποτελεσματικό οργανισμό, ο οποίος, στην προσπάθειά του για επέκταση και μονοπολική κυριαρχία, χρησιμεύει για να τροφοδοτεί τις εντάσεις που οδηγούν σε πολέμους στον κόσμο.

Στο Σοσιαλισμός και πόλεμος, ο Λένιν υποστήριξε ότι οι μαρξιστές διαφέρουν από τους ειρηνιστές και τους αναρχικούς στο ότι «θεωρούν ιστορικά απαραίτητο (από τη σκοπιά του διαλεκτικού υλισμού του Μαρξ) να μελετήσουν κάθε πόλεμο ξεχωριστά». Συνεχίζοντας, υποστήριξε ότι: «Στην ιστορία υπήρξαν πολυάριθμοι πόλεμοι οι οποίοι, παρ’ όλη τη φρίκη, τη θηριωδία, τη δυστυχία και τον πόνο που αναπόφευκτα συνοδεύουν όλους τους πολέμους, ήταν προοδευτικοί, δηλαδή ωφέλησαν την ανάπτυξη της ανθρωπότητας». Αν αυτό ίσχυε στο παρελθόν, θα ήταν κοντόφθαλμο να το επαναλάβουμε απλώς στις σύγχρονες κοινωνίες όπου τα όπλα μαζικής καταστροφής εξαπλώνονται συνεχώς. Σπάνια οι πόλεμοι – που δεν πρέπει να συγχέονται με τις επαναστάσεις – είχαν το εκδημοκρατιστικό αποτέλεσμα που ήλπιζαν οι θεωρητικοί του σοσιαλισμού. Πράγματι, έχουν συχνά αποδειχθεί ο χειρότερος τρόπος διεξαγωγής μιας επανάστασης, τόσο λόγω του κόστους σε ανθρώπινες ζωές όσο και λόγω της καταστροφής των παραγωγικών δυνάμεων που συνεπάγονται. Είναι ένα μάθημα που δεν πρέπει να ξεχάσει ούτε και η μετριοπαθής Αριστερά.

Για την Αριστερά, ο πόλεμος δεν μπορεί να είναι «η συνέχιση της πολιτικής με άλλα μέσα», για να παραθέσω τη διάσημη ρήση του Κλαούζεβιτς. Στην πραγματικότητα, απλώς πιστοποιεί την αποτυχία της πολιτικής. Αν η Αριστερά επιθυμεί να επιστρέψει ηγεμονική και να δείξει ότι είναι ικανή να χρησιμοποιήσει την ιστορία της για τα καθήκοντα του σήμερα, πρέπει να γράψει ανεξίτηλα στα πανό της τις λέξεις «αντιμιλιταρισμός» και «Όχι στον πόλεμο!».

μετάφραση Μαριτίνα Λάβδα

Υποσημειώσεις
1. Σύγκρινε De Paepe, 2014-a, 2014-b.
2. Βλ. Freymond (ed.), 1962: 402, και Marx 2014: 92: «οι κοινωνικοί μας θεσμοί καθώς και ο συγκεντρωτισμός της πολιτικής εξουσίας αποτελούν μόνιμη αιτία πολέμου, η οποία μπορεί να εξαλειφθεί μόνο με μια εκ βάθρων κοινωνική μεταρρύθμιση». Ένα προηγούμενο κείμενο που παρουσιάστηκε από τη Διεθνή Ένωση Εργαζομένων στο Συνέδριο Ειρήνης στη Γενεύη, το οποίο πραγματοποιήθηκε τον Σεπτέμβριο του 1867, ανέφερε ότι «για να δοθεί ένα τέλος στον πόλεμο, δεν αρκεί να καταργηθούν οι στρατοί, αλλά είναι επιπλέον απαραίτητο να αλλάξει η κοινωνική οργάνωση προς την κατεύθυνση μιας ολοένα και πιο δίκαιης κατανομής της παραγωγής», ό.π.: 234.
3. Freymond (ed.), 1962: 403. Σύγκρινε Musto, 2014: 49.
4. Marx, 1996: 739.
5. Engels, 1987: 158.
6. Engels, 1990: 372.
7. Όπ.π.: 371.
8. Σε Pelz (ed.), 2016: 50.
9. Σε Dominick, 1982: 343.
10. Jaurès, 1982: 32.
11. Kautsky, 1903: 77.
12. Lenin, 1972: 80.
13. Luxemburg, 1911.
14. Trotsky, 1914.
15. Lenin, 1977: 371.
16. Luxemburg, 1915.
17. Lenin, 1971: 299-300.
18. Όπ.π.: 306.
19. Όπ.π.: 307.
20. Όπ.π.: 314.
21. Όπ.π.: 315. Την περίοδο του γαλλο-πρωσικού πολέμου του 1870, ο Μιχαήλ Μπακούνιν είχε επίσης καλέσει τους εργάτες να μετατρέψουν τον πατριωτικό πόλεμο σε επαναστατικό πόλεμο. Βλ. Musto, 2014: 49.
22. Όπ.π.: 316.
23. Kropotkin, 1914: 76–77.
24. Malatesta, 1993: 230.
25. Kropotkin et al., 1916.
26. Malatesta et al, 1998: 388.
27. Mao Tse-Tung, 1966: 15.
28. Όπ.π.: 26-27.
29. Όπ.π.: 53.
30. Mao Tse-Tung, 1965: 219.
31. Όπ.π.: 225.
32. Παρατίθεται σε Vittoria, 2015: 219.
33. Marx, 2010: 154. Σύγκρινε Musto, 2018: 132.
34. Lenin, 1964-b: 148.
35. Lenin, 1964-a: 329-330.
36. Marx, 1986: 86.
37. Marx, 1980: 228.
38. Borrell, 2022.
39. Lenin, 1971: 299.

Βιβλιογραφία
Borrell, Josep (2022), “It is a matter of life and death. So the EU will provide weapons for Ukraine’s armed forces”, The Guardian, 27 February, https://www.theguardian.com/commentisfree/2022/feb/27/eu-will-provide-weapons-for-ukraine-josep-borrell.
De Paepe, César (2014-a), “Strike Against War”, in Marcello Musto (ed.), Workers Unite! The International 150 Years Later, New York: Bloomsbury: 229.
De Paepe, César (2014-b), “On the True causes of War”, in Marcello Musto (ed.), Workers Unite! The International 150 Years Later, New York: Bloomsbury: 230-31.
Dominick, Raymond H. (1982), Wilhelm Liebknecht and the founding of the German Social Democratic Party, Chapel Hill: University of North Carolina Press.
Engels, Friedrich (1987), Anti-Dühring, MECW, vol. 25: 5-311.
Engels, Friedrich (1990), “Can Europe Disarm?”, MECW, vol. 27: 367-393.
Freymond, Jacques (ed.) (1962), La première Internationale, Geneva: Droz, vol. I.
Jaurès, Jean (1982), L’Armée nouvelle, Paris: Imprimerie nationale.
Kautsky, Karl (1903), The Social Revolution, Chicago: Charles Kerr & Co.
Kropotkin, Peter (1914), “A Letter on the Present War”, Freedom, October: 76–77.
Kropotkin, Peter et al. (1916), The Manifesto of the Sixteen, https://www.marxists.org/reference/archive/kropotkin-peter/1916/sixteen.htm
Lenin, Vladimir I. (1964-a), Results of the Discussion on Self-Determination, in Lenin, Collected Works, Moscow: Progress Publishers, vol. 22: 320-360.
Lenin, Vladimir I. (1964-b), The Socialist Revolution and the Right of Nations to Self-Determination, in Lenin, Collected Works, Moscow: Progress Publishers, vol. 22: 143-156.
Lenin, Vladimir I. (1971), Socialism and War, in Lenin, Collected Works, Moscow: Progress Publishers, vol. 21: 295-338.
Lenin, Vladimir I. (1972), “International Socialist Congress at Stuttgart”, in Lenin, Collected Works, Moscow: Progress Publishers, vol. 13: 75-81.
Lenin, Vladimir I. (1977), “The Second International Socialist Conference at Kienthal”, in Vladimir I. Lenin, Collected Works, Moscow: Progress Publishers, vol. 41: 369-380.
Luxemburg, Rosa (1911), “L’Armée nouvelle de Jean Jaurès”, https://www.marxists.org/francais/luxembur/works/1911/06/armee.htm
Luxemburg, Rosa (1915), The Junius Pamphlet: The Crisis of German Social Democracy, chapter 7, https://www.marxists.org/archive/luxemburg/1915/junius/
Malatesta, Errico (1993), “Anarchists have forgotten their principles, 1914” in Vernon Richards (ed.), Malatesta: Life & Ideas, London: Freedom Press: 227-231.
Malatesta, Errico et al (1998), “Anti-War Manifesto”, δημοσιεύεται ως “Malatesta, the Anarchist International and War”, in Daniel Guérin (ed.), No Gods, No Masters: An Anthology of Anarchism, Oakland: Ak Press: 387–389.
Mao Tse-Tung (1965), “Problems of War and Strategy”, in Selected Works of Mao-Tse-Tung, Peking: Foreign Languages Press, vol. 2: 219-235.
Mao Tse-Tung (1966), On Protracted War, Peking: Foreign Languages Press.
Marx Karl (1996), Capital, Volume I, MECW, vol. 35.
Marx, Karl (1980), “Reorganization of the British War Administration”, in MECW, vol. 13: 227-233.
Marx, Karl (1986), Revelations of the Diplomatic History of the 18th Century, in MECW, vol. 15: 25-96.
Marx, Karl (2010), “Karl Marx to Ferdinand Lassalle, 2 June 1860”, in MECW, vol. 41: 154.
Marx, Karl (2014), “Resolutions of the Brussels Congress (1868)”, in Marcello Musto (ed.), Workers Unite! The International 150 Years Later, New York: Bloomsbury: 89-93.
Musto, Marcello (2014), “Introduction”, in Marcello Musto (ed.), Workers Unite! The International 150 Years Later, New York: Bloomsbury: 1-68.
Musto, Marcello (2018), Another Marx: Early Manuscripts to the International, London: Bloomsbury.
Pelz, William E. (ed.) (2016), Wilhelm Liebknecht and German Social Democracy: A Documentary History, Chicago: Haymarket Books.
Trotsky, Leon (1914), “The Zimmerwald Manifesto”, in The War and the International, https://www.marxists.org/archive/trotsky/1914/war/part3.htm#zimman
Vittoria, Albertina (2015), Togliatti e gli intellettuali. La politica culturale dei comunisti italiani (1944-1964), Roma: Carocci.

Categories
TV

War and the Left: Considerations on a Chequered History (Talk)

Categories
Journalism

Vasemmistolla On Pitkä Sodanvastainen Historia

Politiikan tutkimus on selvittänyt niitä ideologisia, poliittisia, taloudellisia ja jopa psykologisia yllykkeitä, jotka ajavat yhteiskuntia kohti sotaa. Yksi sosialistisen teorian merkittävimmistä saavutuksista on puolestaan sotien kytkeminen kapitalismin kehitykseen.

Ensimmäisen internationaalin (1864-1876) johtajat korostivat, etteivät nykyaikaiset sodat enää johdu kuninkaiden kunnianhimosta, vaan vallitsevasta sosioekonomisesta yhteiskuntamallista. Työväenliike opetti, että kaikki sodat ovat ”sisällissotia”, hirvittäviä työläisten välisiä yhteenottoja, jotka tuhosivat heidän elämänsä edellytykset.

Karl Marx (1818–1883) esitti Pääomassa, että ”väkivalta [Gewalt] on jokaisen uutta kohdussaan kantavan vanhan yhteiskunnan kätilö”. Hän ei kuitenkaan pitänyt sotaa yhteiskunnan vallankumouksellisen muuttamisen edellytyksenä. Hänen poliittisen toimintansa päätavoitteena oli sitouttaa työläiset kansainvälisen solidaarisuuden periaatteeseen.

Friedrich Engels (1820–1895) piti sotaa niin tärkeänä kysymyksenä, että hän omisti sille yhden viimeisimmistä kirjoituksistaan Kann Europa abrüsten? [”Onko aseriisunta mahdollista Euroopassa?][1] Engels lähti liikkeelle siitä huomiosta, että viimeistä neljännesvuosisataa oli leimannut mantereen suurvaltojen välinen varustelukilpailu. Tämä oli johtanut aseteollisuudessa ennätyksellisiin tuotantomääriin ja tuonut maanosan lähemmäksi ”ennenäkemätöntä tuhoamissotaa”. Koska pienituloisimmat maksoivat suurimman osan sodan kustannuksista, toisaalta veroina ja toisaalta sotilaina, tulisi työväenliikkeen taistella ””asepalvelusaikaa asteittain rajoittavan kansainvälisen sopimuksen puolesta”. Sen olisi puolustettava aseistariisuntaa ainoana ”tehokkaana rauhan takaajana”.

Kokeiluja ja romahdus

Rauhan aikana sodasta oli keskusteltu lähinnä teoreettisesti, mutta pian siitä tuli aikakauden polttavin poliittinen kysymys. Tositilanteeseen jouduttuaan työväenliikkeen edustajat kieltäytyivät aluksi tukemasta sotaponnistuksia missään muodossa. Wilhelm Liebknecht (1826–1900) ja August Bebel (1840–1913) tuomitsivat Bismarckin valloituspyrkimykset Ranskan ja Preussin välisessä konfliktissa vuonna 1870 (juuri ennen Pariisin kommuunia). He äänestivät sotalainoja vastaan.

Keskustelu sodasta sai toisessa internationaalissa (1889–1916) entistä enemmän painoarvoa, kun eurooppalaiset suurvallat jatkoivat imperialistista laajentumistaan. Toisen internationaalin perustavan kokouksen päätöslauselma oli asettanut rauhan ”työläisten vapautumisen ehdottomaksi edellytykseksi”.

Myöhemmin sodanvastaisen toiminnan painoarvo toisessa internationaalissa kuitenkin väheni. Suurin osa Euroopan sosiaalidemokraattisista puolueista päätyi tukemaan ensimmäistä maailmansotaa. Tämän kehityksen seuraukset olivat tuhoisat. Ajatus, ettei kapitalistien pitäisi yksin saada nauttia ”yhteiskunnallisen kehityksen tarjoamista hedelmistä” johti siihen, että työväenliike päätyi jakamaan hallitsevien luokkien laajentumispyrkimykset. Näin se hukkui nationalistisen ideologian alle. Toinen internationaali osoittautui täysin toimintakyvyttömäksi sodan edessä. Se epäonnistui puolustamaan yhtä sen päätavoitteista, rauhan säilyttämistä.

Tarmokkaimmin sotaa vastustivat Rosa Luxemburg (1871–1919) ja Vladimir Lenin (1870–1924). Luxemburg vaati, että ”sodan sotaa vastaan” tulisi olla työväestön politiikan kulmakivenä. Kirjassaan Sosialidemokratian kriisi (suom. 1973) hän väitti, että toisen internationaalin luhistumisen syy oli siinä, ettei se ollut saanut aikaiseksi ”kaikkien maiden työläisiä yhdistävää toimintaohjelmaa”.

Leninin mielestä vallankumouksellisten olisi tullut pyrkiä ”kääntämään imperialistinen sota sisällissodaksi”.

Rajanvetoa

Ensimmäinen maailmansota ei jakanut ainoastaan toista internationaalia vaan myös anarkistista liikettä. Pjotr Kropotkin (1842–1921) piti kiinni siitä, että oli ”vastustettava hyökkääjää, joka tuhoaa kaikki toiveemme vapautuksesta”. Kolmoisententen voitto Saksasta olisi pienempi paha, joka rapauttaisi saavutettuja vapauksia vähemmän kuin Saksan menestys. Enrico Malatesta (1853–1932) sen sijaan piti useampaa kuin yhtä hallitusta syypäänä sotaan. Hän julisti, ettei ”ole mahdollista tehdä eroa hyökkäys- ja puolustussotien välillä”.

Sota synnytti keskustelua myös feministisessä liikkeessä. Se tosiasia, että naisia tarvittiin sotaan lähteneiden miesten korvaajiksi useilla perinteisillä miesvaltaisilla aloilla, vahvisti sovinistista ideologiaa vasta muodostuneessa suffragettiliikkeessä. Yksi Rosa Luxemburgin ja muiden eturivin naispuolisten kommunistijohtajien tärkeimmistä saavutuksista oli hallitusten kaksinaamaisuuden paljastaminen. Kutsumalla vihollisen porteilleen ne torppasivat kaikki perustavanlaatuiset yhteiskunnalliset uudistukset. Luxemburg ja kumppanit osoittivat tuleville sukupolville, kuinka taistelu militarismia vastaan oli erottamaton osa patriarkaatin vastaista taistelua. Myöhemmin sodanvastaisuus sai keskeisen roolin Kansainvälisen naistenpäivän juhlinnassa.

Neuvostoliitto ja sota

Sitten toisen maailmansodan syttymisen ”suuri isänmaallinen sota” on ollut iso Venäjän kansallista yhtenäisyyttä pönkittävä tekijä. Kun maailma oli sodan jälkeen jakautunut kahteen blokkiin, linjasi Josif Stalin (1878–1953), että kansainvälisen kommunistisen liikkeen päätehtävä oli Neuvostoliiton turvaaminen. Tämä politiikka perustui keskeisesti kahdeksan maan muodostamaan puskuriin Itä-Euroopassa.

Vuodesta 1961 lähtien Neuvostoliitto ajoi Nikita Hruštšovin (1894–1971) johdolla uutta, ”rauhanomaisen rinnakkaiselon” politiikkaa. Tämä rakentavan yhteistyön politiikka koski vain Yhdysvaltoja, mutta ei ”reaalisosialistisia” valtioita. Jo vuonna 1956 Neuvostoliitto oli brutaalisti kukistanut Unkarin vallankumouksen. Samat tapahtumat toistuivat Tšekkoslovakiassa vuonna 1968.

Vastauksena Prahan kevään demokratiavaatimuksille Neuvostoliiton kommunistinen puolue päätti yksimielisesti lähettää paikalle puoli miljoonaa sotilasta ja tuhansia tankkeja. Leonid Brežnev (1906–1982) selitti Neuvostoliiton toimia Varsovan liiton maiden rajoitetulla suvereniteetilla. ”Kun sosialismille vihamieliset voimat yrittävät reivata jonkin sosialistimaan kehitystä kapitalismin suuntaan, on kyseessä kaikkein sosialistimaiden yhteinen ongelma”. Tässä demokratiavihamielisessä logiikassa sosialismin määritelmä sidottiin neuvostojohtajien mielivaltaan.

Puna-armeijasta tuli Moskovan ulkopolitiikan tärkein väline sen hyökättyä Afganistaniin vuonna 1979. Moskova piti oikeutenaan puuttua ”turva-alueensa” asioihin. Nämä sotilaalliset interventiot eivät ainoastaan sotineet aseistariisunnan tavoitteita vastaan, vaan asettivat sosialismin globaalisti huonoon valoon, ja heikensivät sitä. Neuvostoliittoa ryhdyttiin pitämään imperialistisena valtiona, joka käytti samankaltaisia keinoja kuin Yhdysvallat, joka oli kylmän sodan syttymisen jälkeen sekaantunut enemmän tai vähemmän peitellysti demokraattisesti valittujen hallitusten kaatamiseen yli kahdessakymmenessä maassa.

Ei sodalle

Kylmän sodan päättyminen ei vähentänyt puuttumista toisten maiden asioihin. Se ei myöskään lisännyt kansojen vapautta valita maansa hallintotapaa. Venäjän sota Ukrainassa on jälleen haastanut vasemmiston: kuinka vastata tilanteeseen, jossa jonkin maan suvereniteettia vastaan hyökätään. Venezuelan hallitus on tehnyt poliittisen virheen, kun se on epäonnistunut tuomitsemaan Venäjän hyökkäyksen Ukrainaan. Sen on tulevaisuudessa vaikea uskottavasti tuomita Yhdysvaltojen mahdollisia sotilaallisia aggressioita.

Vasemmisto on historiassaan aina kannattanut kansojen itsemääräämisoikeutta.

Toisaalta liian monet vasemmistolaiset eivät ole voineet vastustaa kiusausta osallistua sodankäyntiin – suoraan tai epäsuorasti – hurraamalla uudelle union sacreelle. [vasemmiston lupaus olla vastustamatta sotaa, P.R.] Historia osoittaa, että kun edistykselliset voimat eivät vastusta sotaa, ne menettävät oleellisen osan olemassaolon oikeutuksestaan ja päätyvät nielemään suuren osan vastustajiensa ideologiasta.

Voi vastustaa sekä venäläistä että ukrainalaista nationalismia ja Naton laajentumista sortumatta poliittiseen päättämättömyyteen tai teoreettiseen monimielisyyteen. Liittoutumattomuuspolitiikan kannattajien ehdotukset olisivat nopein tapa päättää sota niin pian kuin mahdollista ja minimoida sodan uhrien lukumäärä. Diplomatia on välttämätöntä ja sen tulee perustua kahteen periaatteeseen: de-eskalaatioon ja itsenäisen Ukrainan neutraalisuuteen.

Vasemmistolle sota ei voi olla ”politiikan jatkamista” toisin keinoin, kuten Clausewitzin kuuluisa ajatus kuuluu. Todellisuudessa sota osoittaa politiikan epäonnistumisen. Jos vasemmisto haluaa päästä taas hegemoniseen asemaan ja jos se haluaa soveltaa historiansa opetuksia tämän päivän ongelmiin, sen tulee kirjoittaa lippuunsa päättäväisesti sanat: ”antimilitarismi” ja ”ei sodalle”.

[1] Tekstin on hiljattain suomentanut Jorma Mäntylä.

Alkuperäinen teksti ”The Left Has a Long, Proud Tradition of Opposing War” on julkaistu 25 kielellä, muun muassa Jacobin Magazinessa.

Marcello Musto on sosiologian professori Yorkin yliopistossa. Hänen teoksiinsa kuuluvat: Another Marx: Early Manuscripts to the International ja The Last Years of Karl Marx: An Intellectual Biography, jonka lisäksi hän on toimittanut kokoelman The Marx Revival: Key Concepts and New Interpretations.

Suomeksi hänen kirjoituksiaan on aiemmin julkaistu niin & näin -lehdessä:

https://netn.fi/fi/artikkeli/mies-paikallaan-marx-internationaalin-aikana
https://netn.fi/fi/artikkeli/paaoman-kirjoittaminen-marxin-poliittisen-taloustieteen-kritiikin-synty-ja-rakenne
https://netn.fi/fi/artikkeli/marxin-mega-paluu
Muston kirjoituksia eri kielillä löytyy osoitteesta: www.marcellomusto.org

Categories
Reviews

Carlos L. Garrido, Midwestern Marx

Marcello Musto’s anthology of Karl Marx’s Writings on Alienation[1] is both comprehensive and concise, containing within the span of 100 pages the three decades long development of the theory through more than a dozen published works and posthumously published manuscripts. Additionally, Musto’s introduction to the anthology exceptionally captures: 1) the deviations the concept suffered in its 20th century popularization (both by friends and foes of Marxism); and 2) the bifurcation in Marxism which was depicted in the 1960s debate around the Economic and Philosophical Manuscripts of 1844 (EPM), which created what Musto rightly depicts as “one of the principal misunderstandings in the history of Marxism: the myth of the ’Young Marx’” (20).[2]

The concept of alienation can be traced back to G.W.F. Hegel’s 1807 text, The Phenomenology of Spirit, where the terms entäusserung (self-externalization) and entfremdung (estrangement) are used to describe the moments wherein spirit’s “essential being is present to it in the form of an ‘other.’”[3] After Hegel’s death, the concept retained vitality through the Young Hegelians, who shifted its focus to the realm of religious alienation.[4] A leading text in this tradition is Ludwig Feuerbach’s The Essence of Christianity (1841), where alienation depicts the process through which the human species essence is projected onto God.[5] While shifting the focus from religion to political economy, it is from this tradition from which Marx and Engels would blossom in the early to mid-1840s.[6]

However, since the concept rarely saw the light of day in their published work, it was “entirely absent from the Marxism of the Second International,” and from general philosophical reflection in the second half of the 19th century (4). In this time, concepts that would later be associated with alienation were developed by Émile Durkheim, Georg Simmel, and Max Weber, but in each instance they “thought they were describing unstoppable tendencies, and their reflections were often guided by a wish to improve the existing social and political order – certainly not to replace it with a different one” (4).[7]
​Stemming primarily from Marx’s analysis of the fetishism of commodities in Capital Vol I, Georg Lükacs’ 1923 text, History and Class Consciousness, reintroduces the theory of alienation into Marxism through his concept of ‘reification’ (verdinglichung, versachlichung). For Lükacs, reification described the “phenomenon whereby labour activity confronts human beings as something objective and independent, dominating them through external autonomous laws” (4-5). However, as Musto notes, and as Lükacs rectifies in the preface to the 1967 French republication of his text, “History and Class Consciousness follows Hegel in that it too equates alienation with objectification” (5).

The equation of alienation and objectification is the central philosophical error which creates the grounds for the ontologizing of alienation. For Marx, objectification is simply “labor’s realization,” the process wherein labor gets “congealed in an object.”[8] When human labor produces an object, we have objectification. Only under certain historically determined conditions does objectification become alienating. As Marx writes in the EPM,

The alienation of the worker in his product means not only that his labor becomes an object [i.e., objectification] an external existence, but that it exists outside him, independently, as something alien to him, and that it becomes a power on its own confronting him; it means that the life which he has conferred on the object confronts him as something hostile and alien.[9]

​​This distinction between objectification and alienation is retouched more thoroughly in the Grundrisse, where Marx says that

Social wealth confronts labour in more powerful portions as an alien and dominant power. The emphasis comes to be placed not on the state of being objectified, but on the state of being alienated, dispossessed, sold; on the condition that the monstrous objective power which social labour itself erected opposite itself as one of its moments belongs not to the worker, but to the personified conditions of production, i.e. to capital.[10]

The bourgeois economists are so much cooped up within the notions belonging to a specific historic stage of social development that the necessity of the objectification of the powers of social labour appears to them as inseparable from the necessity of their alienation vis-à-vis living labour… [But] the conditions which allow them to exist in this way in the reproduction of their life, in their productive life’s process, have been posited only by the historic economic process itself… [These] are fundamental conditions of the bourgeois mode of production, in no way accidents irrelevant to it. [11]

As I have argued in relation to the fetishism of commodities, alienation is also not simply a subjective illusion which one can overcome through becoming conscious of it. It isn’t merely a problem of how one observes the world. Instead, in a mode of life wherein the relations of production are necessarily governed by this condition of estrangement, alienation sustains an objective, albeit historically bound, existence. The ontologizing and/or subjectivizing of the theory of alienation purport key philosophical and political deviations from how Marx conceived of the phenomenon. These deviations naturalize the phenomenon and blunt the revolutionary edge in the Marxist analysis of how it can be overcome.

Musto wonderfully shows how the 20th centuries’ popularization of the term resulted in Marxist (Marcuse, Adorno, Horkheimer, Fromm, Sartre, Debord, etc.) and Non-Marxist (Baudrillard, Arendt, Melman, Nettler, Seeman, Blauner, etc.) deviations along the lines of an ontologizing or subjectivizing of the phenomenon of alienation. In some instances (e.g., US sociologists), even the critical spirit with which the theory of alienation was formulated was removed and “skillfully dressed up… by defenders of the very social classes against which it had for so long been directed” (28). In the case of the ‘Marxist’ deviations of the theory, these often ended up in a pessimism and utopianism foreign and at times antagonistic to the writings of Marx and Engels. As Adam Schaff argued in Marxism and the Human Individual, these classical forms of revisionism “lead in fact to an elimination of everything known as scientific socialism.”[12]
From this historical and objective understanding of alienation, Marx formulates in the EPM four ways in which alienation occurs in the capitalist form of life: 1) alienation of the product, wherein the object of labor confronts the laborer as something hostile and alien; 2) alienation in the process of production, i.e., in the social relations through which the work takes place; 3) alienation from the ‘species-being’ of man as an animal with the unique ability to consciously, creatively, and socially exert mental and physical labor (as a homo faber and sapien) upon nature to create objects of need and aesthetic enjoyment; and 4) alienation from other humans and their objects of labor. Apart from the Feuerbachian essentialism in the language of number 3 (e.g., species-being, species-essence), the pith of this 1844 formulation of the theory will be enriched in his later work, especially in the Grundrisse, where it is given its most systematic consideration.

Along with what Kaan Kangal has called the ‘Engels debate,’ the 1960s debate around the EPM depicted the great bifurcation that existed in Marxism.[13] On the one hand, the Western humanist tradition “stress[ed] the theoretical pre-eminence” of Marx’s early work. On the other, the Eastern socialist (and Althusserian) tradition downplayed it as the writing of a pre-Marxist Marx, still entrapped by Hegelian idealism or a Feuerbachian problematic (18).[14] Both of these traditions create an “arbitrary and artificial opposition” between an “early Marx” and a “mature Marx” (15). Those who held on to the early writings as containing the ‘key’ to Marxism were, as Musto rightly argues, “so obviously wrong that it demonstrated no more than ignorance of his work” (16). However, those who dismissed these early writings often landed in a “decidedly anti-humanist conception” (e.g., Althusser’s theoretical anti-humanism) (ibid). These two sides mirror one another on the basis of an artificial and arbitrary division of a ‘young’ and ‘mature’ Marx.

Musto rejects this dichotomy, and in line with the Polish Marxist Adam Schaff (along with Iring Fetscher, István Mészáros, and others), provides a third interpretation which identifies a “substantive continuity in Marx’s work” (20). This continuity, however, is not based on a “collection of quotations” pulled indiscriminately from works three decades apart, “as if Marx’s work were a single timeless and undifferentiated text” (ibid). This tendency, which dominated the discourse around the continuum interpretation, is grounded on a metaphysical (in the traditional Marxist sense) and fixated understanding of Marx’s life’s work. It finds itself unable to tarry with a difference mediated understanding of identity, that is, with the understanding that the unity of Marx’s corpus is based on its continuous development, not an artificially foisted textual uniformity. It would be a Quixotic delusion to read the youthful Manuscripts of 44 as identical to the works which were produced as fruits of Marx’s laborious studies of political economy in the 1850-60s. The comprehensive, concrete, and scientific character of Marx’s understanding of political economy and the capitalist mode of life achieved by the 1860s makes the indiscriminate treatment of these works seem all the more foolish.

Instead, the continuity interpretation sees what a careful reading of Musto’s anthology shows, namely, that the theory of alienation constantly develops, sharpens, and concretizes beyond the limitations inherent in the ”vagueness and eclecticism” of its initial stages (21). As Schaff and Musto argued, “if Marx had stopped writing in 1845-46, he would not – in spite of those who hold the young Marx to be the only ‘true’ one – have found a place in history,” and if he did, it would probably be in a demoted “place alongside Bruno Bauer and Feuerbach in the sections of philosophy manuals devoted to the Hegelian Left” (ibid).[15]

It is impossible to stamp out hard and fast ‘stages’ or ‘epistemological breaks’ in Marx’s thought; he was constantly evolving his thinking according to new research and new concrete experiences.[16] Such a stagist approach can only lead to a confused nominalist reading of Marx, for every time he read or wrote something new, a ‘new’ Marx would have to be postulated. Marx’s life work must be understood as a dynamic, evolving unity, wherein, as Schaff argued, “the first period is genetically linked to the later ones.”[17] The same could be said, in my view, of his theory of alienation. As his understanding of political economy and the capitalist mode of life concretizes, his understanding of the phenomenon of alienation does as well.
Concerning the global split in Marxism manifested through these debates on alienation, I would like to add that although some prominent ‘orthodox’ or ‘official’ Soviet thinkers dismissed the theory of alienation, we cannot synecdochally apply the flaws of these on all Marxist thinkers in the Soviet Union, or on Marxism-Leninism in general. For instance, in the Soviet tradition of creative Marxism, the theme of alienation is not so easily dismissed as in Althusser or the more orthodox Soviet Marxists. Evald Ilyenkov, one of the prominent thinkers in this tradition, says in 1966 that he “personally approves” of the EPM’s theory of alienation and sees it as “a healthy and fruitful tendency in Marxist theoretical thought.”[18] In addition, his reading of the EPM and the theory of alienation with respect to the rest of Marx’s life’s work falls in line with Musto’s and Schaff’s continuum interpretation. As Ilyenkov argues,

If anything has been lost in this process, it is only that some parts of the specifically philosophical phraseology of the Manuscripts have been replaced by a more concrete phraseology, and in this sense, a more exact and stronger one. What occurs here is not a loss of concepts but only the loss of a few terms connected with these concepts. For me this is so unquestionable that all the problems of the early works are actually rendered more fully later, and moreover, in a more definitive form. It is quite obvious that the process of the “human alienation” under the conditions of an unhindered development of “private property” (in the course of its becoming private-capitalistic) is viewed here more concretely and in more detail.[19]
Concerning the relation of EPM to Capital Vol I Ilyenkov adds that

The Manuscripts can be a help in the text of Das Kapital itself in scrutinizing those passages that could otherwise be overlooked. If such passages are overlooked, Das Kapital easily appears as an “economic work” only, and in a very narrow meaning of the term. Das Kapital is then seen as a dryly objective economic scheme free from any trace of “humanism” – but this is not Das Kapital, it is only a coarsely shallow interpretation.[20]

​This tendency, however, is not limited to the tradition of Soviet creative Marxism. Even in famous manuals such as the Konstantinov edited Fundamentals of Marxist-Leninist Philosophy, the theory of alienation is treated with great care, and critiques akin to Musto’s and Schaff’s are provided for the 20th century revisionist formulations of the theory.

It is also important to note that Schaff himself was largely aligned politically with Marxism-Leninism, and when criticizing the Soviet dismissals of the theory of alienation he emphasizes his political proximity to those Marxist-Leninists he is arguing against.[21] Additionally, he openly criticizes those in the West which have weaponized the theory of alienation to attack socialism, and which have reduced Marxism, through their interpretation of alienation, to moralistic discourse devoid of its scientific core.[22] There is nothing, in my view, incompatible about a non-dogmatic Marxism-Leninism and the militant humanism of the early Marx’s theory of alienation, or of this theories’ further concretization throughout his life.
​To return to the continuity thesis, Musto’s selection of Marx’s writings eloquently demonstrates the theoretical superiority of this third interpretation. Musto classifies the writings into three key generations: 1) from 1844 to 1856; 2) from 1857 to 1863; and 3) from 1863 to 1875. What becomes clear in these selections, especially in the transition from the first to the second generation, is the immense development in the categories of political economy which would ground Marx’s discourse of the phenomenon of alienation (which, as occurs throughout his work, sometimes takes place without using the term ‘alienation’ itself). By the time the Grundrisse is written (1857-58), it is as if the 1844 EPM’s theory of alienation returned with theoretical steroids, “enriched by a greater understanding of economic categories and by a more rigorous social analysis” (30). In this second generation, the two manuscripts Marx writes after he publishes A Contribution to the Critique of Political Economy (1859), namely, On the Critique of Political Economy (1861-63) and Theories of Surplus Value (1862-63), will also elaborate and sharpen the understanding of the categories developed in the Grundrisse, subsequently enrichening the theory of alienation as well.

The third generation consists of Capital Vol I, its preparatory manuscripts, and the manuscripts of Capital Vol III which Engels would edit and publish after Marx’s death. Of specific importance here is the famous “Results on the Immediate Process of Production,” also known as the “Unpublished Chapter VI.” This 1863-4 manuscript was omitted from Capital Vol I for largely unknown reasons. Ernest Mandel, who wrote the introduction to the 1976 English publication of Volume one, which included this manuscript as an appendix, said that

​For the time being, it is impossible to give a definitive answer to that question… Possibly the reason lay in Marx’s wish to present Capital as a ‘ dialectically articulated artistic whole’. He may have felt that, in such a totality,’ ‘Chapter Six’ would be out of place, since it had a double didactic function: as a summary of Volume 1 and as a bridge between Volumes 1 and 2.[23]

​Nonetheless, as Musto notes, this manuscript enhances the theory of alienation by “linking [Marx’s] economic and political analysis more closely to each other” (126). Beyond this manuscript, the theory of alienation takes on a new shape in the formulation of the fetishism of commodities in section four of Capital Vol I’s first chapter. The fetishism of commodities is a new term, but not a new concept, it describes a phenomenon which the theory of alienation already explained. For instance, as stated in Capital, the fetishism of commodities describes the conditions wherein “definite social relations between men” assume “ the fantastic form of a relation between things.”[24] This same wording is used in one of the Grundrisse’s formulation of alienation:

The general exchange of activities and products, which has become a vital condition for each individual – their mutual interconnection – here appears as something alien to them, autonomous, as a thing. In exchange value, the social connection between persons is transformed into a social relation between things.[25]

​Besides section four of chapter one, Capital Vol I is scattered with commentary on the inversion of dead and living labor (especially in chapter 11 and 15), a theme which is central to the theory of alienation. These themes are also present in various passages from Capital Vol. III (1864-75), which is the last text Musto pulls from for the third generation of writings on alienation.

Lastly, the theory of alienation has always been inextricably linked with how Marx conceived of communism. As the theory concretizes, the idea of communism does as well. Under a communist mode of life, the conditions which perpetuated an alienated form of objectification would be overcome. Here, the “social character of production is presupposed” and makes the product of labor “not an exchange value,” but “a specific share of the communal production.”[26] The mediational character of commodity production and the exchange value dominated mode of life would be destroyed. Production and the mode of life in general will be aimed at creating the conditions for qualitative human flourishing. As Marx writes in Capital Vol. III,

The realm of freedom really begins only where labour determined by necessity and external expediency ends; it lies by its very nature beyond the sphere of material production proper. Just as the savage must wrestle with nature to satisfy his needs, to maintain and reproduce his life, so must civilized man, and he must do so in all forms of society and under all possible modes of production. This realm of natural necessity expands with his development, because his needs do too; but the productive forces to satisfy these expand at the same time. Freedom, in this sphere, can consist only in this, that socialized man, the associated producers, govern the human metabolism with nature in a rational way, bringing it under their collective control instead of being dominated by it as a blind power; accomplishing it with the least expenditure of energy and in conditions most worthy and appropriate for their human nature. But this always remains a realm of necessity. The true realm of freedom, the development of human powers as an end in itself, begins beyond it, though it can only flourish with this realm of necessity as its basis. The reduction of the working day is the basic prerequisite.[27]

If I may add something to Marcello’s superb analysis in the introduction, it would be the ecological dimension the theory of alienation acquires in Marx’s analysis of the metabolism between human society and nature, and subsequently, of the alienating ‘rifts’ capitalist production creates in this metabolic relation. The quote referenced above shows how a rational governance of the human metabolism with nature is central to Marx’s idea of communism.

As John Bellamy Foster has argued, “the concept of metabolism provided Marx with a concrete way of expressing the notion of alienation of nature (and its relation to the alienation of labor) that was central to his critique from his earliest writings on,” and in so doing, it “allowed him to give a more solid and scientific expression of this fundamental relation.”[28] Hence, if the alienation of labor is tied to the alienation of nature, a non-alienated communist mode of life must necessarily seek to overcome this alienation of nature through the aforementioned rational governance of human society’s metabolism with nature.

Although grounded scientifically on Justus von Liebig’s work on the depletion of the soil, this ecological dimension can be traced philosophically to the EPM and the central role nature has in the alienation of labor. Faced with the existential crisis of climate change, this ecological dimension in Marx’s theory of alienation and critique of capitalist production acquires a heightened sense of immediacy.

Additionally, if we consider Marx’s concept of the metabolic rift within the theory of alienation, then its rediscovery did not have to wait until Lükacs’ 1923 History and Class Consciousness, for a part of it could be seen in the ecological dimension of August Bebel’s 1884 text Women Under Socialism, in Karl Kautsky’s 1899 text on The Agrarian Question, in Lenin’s 1901 The Agrarian Question and the “Critics of Marx,” and more directly in the work of Bukharin, Vernadsky, and others in the 1920/30s tradition of Soviet ecology.[29]

In sum, Musto’s anthology is an essential requirement for all interested in Marx’s theory of alienation, and his introduction to the selection displays that great erudition of Marxist history and theory which those that are familiar with his work hold in the highest esteem.

Notes and References

[1] The parenthetical numbers which appear throughout this review refer to pages from Musto’s book.

[2] For a more detailed assessment of this ‘myth’ see: Marcello Musto, “The Myth of the ‘Young Marx’ in the Interpretation of the Economic and Philosophical Manuscripts of 1844,” Critique 43, no 2 (2015)., pp. 233-60.

[3] G.W.F. Hegel, The Phenomenology of Spirit, Oxford University Press, 1977., pp. 114.

[4] For more on the Young Hegelians see: Lawrence S. Stepenlevich, The Young Hegelians: An Anthology, Humanity Books, 1999.

[5] My video for Midwestern Marx, “Alienation – Feuerbach to Marx,” describes the concept’s transition from Feuerbach to Marx’s Manuscripts of 44.

[6] The Feuerbachian influence which the younger Engels was under is usually understated. I would direct the reader to Engels’ 1843 review of Thomas Carlyle’s Past and Present (written before The Conditions of the Working Class in England), where this influence is as, or if not more, evident then than in the writings of the younger Marx.

[7] I would add to the list Max Scheler’s 1913 book Ressentiment and Edmund Husserl’s 1936 book, The Crisis of European Sciences and Transcendental Phenomenology, which expands on the arguments of his 1935 lectures on “Philosophy and the Crisis of European Man.”

[8] Karl Marx, Economic and Philosophical Manuscripts of 1844, Great Books in Philosophy, 1988., pp. 71.

[9] Ibid., 72.

[10] The Grundrisse is an unfinished manuscript not intended for publication, in passages like these, where editing could’ve improved what was said, its manuscript character shines forth.

[11] Karl Marx, Grundrisse, Penguin Books, 1973., pp. 831-2.

[12] Adam Schaff, Marxism and the Human Individual, McGraw-Hill, 1970., pp. 16. I was excited to see Musto’s frequent usage of Schaff, a thinker far too undervalued in our tradition.

[13] I use ‘depicted’ instead of ‘produced’ because the split originated well before the 1960s debate, the debate simply manifested what was already a previous split. For more on this split see Domenico Losurdo, El Marxismo Occidental, Editorial Trotta, 2019.

[14] ‘Feuerbachian problematic’ is how Althusser describes it in his essay “On the Young Marx.” For more see Louis Althusser, For Marx, Verso, 1979., pp. 66-70.

[15] Schaff, Marxism and the Human Individual., pp. 28.

[16] To see how this was done in his later years see: Marcello Musto, The Last Years of Karl Marx, Stanford, 2020. For a shortened version of some of the points made in this text, my review article might be helpful.

[17] Ibid., pp. 24.

[18] Evald Ilyenkov, “From the Marxist-Leninist Point of View,” In Marx and the Western World, ed. Nicholas Lobkowicz, University of Notre Dame Press, 1967., pp. 401.

[19] Ibid., pp. 402.

[20] Ibid., pp. 404.

[21] Schaff, Marxism and the Human Individual., pp. 21.

[22] Ibid., pp. 15-16.

[23] Marx, Capital Vol 1, Penguin Books, 1982., pp. 944.

[24] Ibid., pp. 165.

[25] Marx, Grundrisse., pp. 157.

[26] Marx, Grundrisse., pp. 172.

[27] Karl Marx, Capital Vol III, Penguin Books, 1981., pp. 958-9.

[28] John Bellamy Foster, Marx’s Ecology, Monthly Review, 2000., pp. 158.

[29] For all the flaws Bukharin’s Historical Materialism textbook has, chapter five on “The Equilibrium between Society and Nature” provides a laudable reintroduction of Marx’s concept of metabolism and metabolic rifts.

Categories
TV

The Left & War: A History – with Mitch Jeserich (Interview)

Categories
Journal Articles

Algiers 1882

I. Why Algiers
In 1882, Marx’s bronchitis was becoming chronic and his doctor, Mr. Donkin, suggested that a period of rest in a warm place was advisable for a complete recovery.1 The Isle of Wight had not worked. Gibraltar was ruled out because Marx would have needed a passport to enter the territory, and as a stateless person he was not in possession of one. The Bismarckian empire was covered in snow and anyway still forbidden to him, while Italy was out of the question, since, as Friedrich Engels put it, “the first proviso where convalescents are concerned is that there should be no harassment by the police.”2

With the support of Dr. Donkin and Paul Lafargue, Marx’s son-in-law, Engels convinced the patient to head for Algiers, which at the time enjoyed a good reputation among English people who could afford to escape the rigors of winter.3 As Marx’s daughter Eleanor Marx later recalled, what pushed Marx into making this unusual trip was his old obsession: to complete Capital.4 She wrote that

His general state keeps getting worse. If he had been more egoistic, he would have simply allowed things to take their course. But for him one thing stood above all else: devotion to the cause. He wanted to see his great work through to the end and therefore agreed once more to make a journey to recover his health.5

Marx left for the Mediterranean on 9 February, stopping on the way at Argenteuil, a Parisian suburb, where his eldest daughter Jenny Marx Longuet lived. When his health did not improve, he decided after scarcely one week to continue alone to Marseilles, having persuaded Eleanor that it was unnecessary for her to accompany him. To Engels he confided, “Not for anything in the world would I have the girl think she is to be sacrificed as an old man’s ‘nurse’ on the altar of family.”6

After crossing the whole of France by train, he reached the great Provençal seaport on 17 February. He immediately obtained a ticket for the first ship bound for Africa,7 and the next day, on a windy wintry afternoon, he was in the harbor queuing up with other passengers to go on board. He had a couple of suitcases crammed with heavy clothing, medicines, and a few books. At 5:00 p.m., the steamer Said left for Algiers, where Marx would stay for 72 days. This was the only time in his life that he spent outside Europe.8

II. Resisting the Disease in the Algerian Capital
After a stormy 34-hour crossing, Karl Marx reached his destination on 20 February. The next day he wrote to Engels, and a week later he recalled that his “corpus delecti” had been “frozen to the marrow.” He found an ideally situated room, with a port view, at the Hôtel-Pension Victoria, in the Upper Mustapha zone. It was a “magical panorama,” which allowed him to appreciate the “wonderful combination of Europe and Africa.”9

The only person who knew the identity of the newly arrived polyglot gentleman was Albert Fermé, a justice of the peace and follower of Charles Fourier, who had landed in Algiers in 1870 after a period of imprisonment on account of his opposition to the Second Empire. He was the only real company Marx had there, serving as his guide on various excursions and attempting to satisfy his curiosity about the new world.

As the days passed, however, Marx’s health did not improve. He was still troubled by the bronchitis, and an uncontrollable cough kept him awake at night. The unusually cold, damp, and rainy weather—it was the worst winter for ten years in Algiers—also favored another attack of pleurisy. “The only difference between my clothing in the Isle of Wight and my clothing in the city of Algiers,” he wrote to Engels, “is that in the villa I have up till now simply replaced the rhinoceros greatcoat with my light greatcoat.” He even contemplated moving 400 kilometres further south, to the village of Biskra on the edge of the Sahara, but the poor physical conditions dissuaded him from such a taxing journey. He therefore embarked on a lengthy period of complicated treatment in Algiers.

Dr. Charles Stephann, the best in the city, prescribed sodium arsenate during the day and a codeine-based opiate syrup to help him sleep at night. He also ordered Marx to reduce physical exertion to a minimum and to abstain from “real intellectual work except some reading for [his] distraction.” Nevertheless, on 6 March the cough became even more violent and brought about repeated haemorrhaging. Marx was therefore forbidden to leave the hotel and even to engage in conversation: “rest, solitude and silence” were now “duties incumbent on [him] as a citizen.”10 At least, he wrote to Engels, “Dr. Stephann, like my dear Dr. Donkin [in London], does not forget—the cognac.”11

The most painful treatment proved to be a course of ten vesicatories, a therapy popular at the time that used agents to blister the skin in order to release subcutaneous toxins. Marx managed to complete these with the help of a young pharmacist. Little by little, by repeatedly painting his chest and back with collodion and opening the resulting blisters, Mr. Maurice Casthelaz succeeded in drawing off the excess fluid from his lungs.

Not surprisingly, Marx began to regret his chosen destination: as he wrote to Paul Lafargue, “from the moment of [his] departure for Marseilles” there had been “the finest weather in both Nice and Menton,” two other possibilities he had considered.12 In the second half of March, he confided to his daughter Jenny: “in this foolish, ill-calculated expedition, I am now just arrived again at that standard of health when I possessed it on leaving” London. He also told her that he had had his doubts about travelling such a long way, but that Engels and Bryan Donkin fired each other mutually into African furor, neither one nor the other getting any special information” about the weather that year.13 In his view, “the thing was to inform oneself before starting on such a wild goose chase.”.14

On 20 March, Marx wrote to Lafargue that the treatment had been stopped for the time being since there was no longer “‘a single dry place either on [his] back or [his] chest.”. The sight of his body reminded him of “a kitchen garden in miniature planted with melons.” To his great relief, however, his sleep was “gradually returning”: “someone who has not suffered from insomnia cannot appreciate that blissful state when the terror of sleepless nights begins to give way.”15

On the other hand, Marx’s breathing was more labored as a result of the nocturnal drawing of blisters, the need to remain bandaged, and the strict ban on scratching. Having learned that the weather in France had been “wonderful” since his departure from London, and bearing in mind the initial prediction of a rapid cure, he wrote to Engels that “a man ought never [to] delude himself by too sanguine views!”16 Clearly there was “some way to go to sana mens in sano corpore.”17

Marx’s suffering was not only bodily. He felt lonely and wrote on 16 March to his daughter Jenny: “Nothing could be more magical than the city of Algiers, unless it be the countryside outside that city (…); it would be like the Arabian Nights—given good health—with all my dear ones (in particular not forgetting my grandsons).”18 And on 27 March he added that he would have liked “by magic” to have Johnny, the eldest, there too—“to wonder […] at Moors, Berbers, Turks, negroes, in one word this Babel and costumes (most of them poetic) of this oriental world, mixed with the ‘civilized’ French etc. and the dull Britons.”19

To Engels, a comrade with whom he was used to sharing everything, he wrote of “an occasional bout of profound melancholy, like the great Don Quixote.” His thoughts kept returning to the loss of his life-companion: “You know that few people are more averse to demonstrative pathos; still, it would be a lie [not] to confess that my thoughts are to a great part absorbed by reminiscence of my wife, such a part of my best part of life!”20 One distraction from the pain of mourning was the spectacle of nature around him. Early in April he wrote that there was “wonderful moonlight on the bay,” and he could “never stop feasting [his] eyes on the sea in front of [his] balcony.”21

Marx also suffered from the enforced lack of serious intellectual activity. Since the start of the trip, he had been aware that it would be “a time-wasting operation,” but he had eventually agreed to it when he realized that the “accursed disease” also “impairs one’s intellect.”22 He told Jenny that “any working” was “out of the question” in Algiers—even “the correction of Capital for a [third German] edition.”23 As to the current political situation, he limited himself to reading the telegraphic reports of a small local paper, The Little Settler [Le Petit Colon], and the only workers’ sheet received from Europe, The Equality [L’Égalité], about which he noted sarcastically that “you can’t call it a newspaper.”24

Marx’s letters of Spring 1882 show that he was “eager to be again active and to drop that invalid’s stupid métier,”25 “a pointless, arid, not to say expensive, existence.”26 To Lafargue he even said he was so busy doing nothing that he felt close to imbecility27—which suggests a fear on his part that he was no longer capable of taking up his usual existence where he had left off.

This progression of unfavorable events did not allow Marx to get to the bottom of Algerian reality, nor—as Engels foresaw—was it really possible for him to study the characteristics of “common ownership among the Arabs.”28 In 1879 he had already taken an interest in the land question in French-ruled Algeria, in the course of his studies in ethnology, landed property, and precapitalist societies. In that circumstance, Marx had transcribed from Maksim Kovalevsky’s Communal Landownership: Causes, Course and Consequences that the “individualization of land ownership” would bring huge benefits to the invaders, but it would also favor the “political aim” of “destroying the foundation of this society.”29

On 22 February 1882, an article in the Algiers daily The News [L’Akhbar] documented the injustices of the newly crafted system. Theoretically, any French citizen at that time could acquire a concession of more than 100 hectares of Algerian land, without even leaving his country, and he could then resell it to a native for 40,000 francs. On average, the colons sold every parcel of land they had bought for 20-30 francs at the price of 300 francs.30

Owing to his ill health, Marx was unable to return to these problems; nor was the article in The News brought to his attention. But his permanent desire for knowledge did not fade even in the most adverse circumstances. After exploring the area around his hotel, where housing reconstruction was under way on a vast scale, he noted that “although the workers engaged in this activity are healthy people and local residents they go down with fever after the first three days. Part of their wages, therefore, consists of a daily dose of quinine supplied by the employers.”31

III. Reflections on the Arab World
From the southern rim of the Mediterranean Marx made a number of interesting observations in his sixteen letters,32 some of which display a still partly colonial vision. The ones that really stand out are those dealing with social relations among Muslims. Marx was profoundly struck by the bearing of the Arabs: “even the poorest Moor,” he wrote, “surpasses the greatest European comedian in the art of wrapping himself in his hood and showing natural, graceful and dignified attitudes.”33 Noting how their social classes mixed, he wrote to his daughter Laura Lafargue in mid-April that he had observed a group of Arabs playing cards, “some of them dressed pretentiously, even richly,” others in, for once I dare call it blouses, sometime of white woollen appearance, now in rags and tatters.” For a ‘true Muslim’, he commented:

such accidents, good or bad luck, do not distinguish Mahomet’s children. Absolute equality in their social intercourse, not affected; on the contrary, only when demoralized, they become aware of it; as to the hatred against Christians and the hope of an ultimate victory over these infidels, their politicians justly consider this same feeling and practice of absolute equality (not of wealth or position but of personality) a guarantee of keeping up the one, of not giving up the latter. (Nevertheless, they will go to rack and ruin without a revolutionary movement.)34 Marx also marveled at the scant presence of the state:

In no town elsewhere, which is at the same time the seat of the central government, is there such laisser faire, laisser passer; police reduced to a bare minimum; unparalleled lack of embarrassment in public; the Moorish element is responsible for this. For Muslims there is no such thing as subordination; they are neither “subjects” nor “citizens” [administrés]; no authority, save in politics, something which Europeans have totally failed to understand.35

Marx scornfully attacked the Europeans’ violent abuses and constant provocations, and not least their “bare-faced arrogance and presumptuousness vis-à-vis the ‘lesser breeds,’ [and] grisly, Moloch-like obsession with atonement” with regard to any act of rebellion. He also emphasized that, in the comparative history of colonial occupation, “the British and Dutch outdo the French.” In Algiers itself, he reported to Engels, his friend the judge Fermé had regularly seen in the course of his career “a form of torture […] to extract confessions from Arabs, naturally done […] (like the English in India) by the “police.”

When, for example, a murder is committed by an Arab gang, usually with robbery in view, and the actual miscreants are in the course of time duly apprehended, tried and executed, this is not regarded as sufficient atonement by the injured colonist family. They demand into the bargain the “pulling in” of at least half a dozen innocent Arabs. […] When a European colonist dwells among the “lesser breeds,” either as a settler or simply on business, he generally regards himself as even more inviolable than handsome William I.36

Marx returned to the theme in another context when he told Engels of the brutality of the French authorities toward “a poor, thieving Arab, a poor, multiple assassin by profession.” Shortly before his execution, he learned that “he wasn’t going to be shot but guillotined! This, in defiance of prior arrangements!” Nor was that all:

His relatives had expected the head and body to be handed over to them so that they could sew the former to the latter and then bury the “whole.” Which it is not! Howls, imprecations and gnashing of teeth; the French authorities dug their heels in, the first time they had done so! Now, when the body arrives in paradise, Mohammed will ask, “Where have you left your head? Or, how did the head come to be parted from its body? You’re not fit to enter paradise. Go and join those dogs of Christians in hell!” And that’s why his relations were so upset.37

Along with these political and social observations, Marx’s letters also include material on Arab customs. In one, he told his daughter Laura a story that had greatly appealed to his practical side:

A ferryman is ready and waiting, with his small boat, on the tempestuous waters of a river. A philosopher, wishing to get to the other side, climbs aboard. There ensues the following dialogue:
Philosopher: Do you know anything of history, ferryman?
Ferryman: No!
Philosopher: Then you’ve wasted half your life!
And again: The Philosopher: Have you studied mathematics?
Ferryman: No!
Philosopher: Then you’ve wasted more than half your life.
Hardly were these words out of the philosopher’s mouth when the wind capsized the boat, precipitating both ferryman and philosopher into the water. Whereupon, Ferryman shouts: Can you swim?
Philosopher: No!
Ferryman: Then you’ve wasted your whole life.

And Marx added to Laura: “That will tickle your appetite for things Arabic.”38 After more than two months of suffering, Marx’s condition improved and he was at last able to return to France. First, however, he had a final surprise for Engels: “Apropos; because of the sun, I have done away with my prophet’s beard and my crowning glory but (in deference to my daughters) had myself photographed before offering up my hair on the altar of an Algerian barber.”39 This would be the last snapshot of him. And it is utterly unlike the granite profile to be found on the squares of “actually existing socialism,” which the régimes of the day ordered to represent him. His moustache, rather like his ideas, has not lost the color of youth—and his smiling face, for all life’s trials and disappointments, still appears kindly and unassuming.40

IV. Final Note: A Republican in the Principality
Bad weather continued to pester Marx. During his “last days in Africa,”41 his health was sorely tested by the arrival of the sirocco, and the crossing to Marseilles—where he landed on 5 May, on his sixty-fourth birthday—was particularly rough. As he wrote later to Eleanor: “A violent storm […] turned [his] cabin into a veritable wind tunnel.” And once at their destination, the steamer did not actually enter the harbor, so that the passengers had to be taken off by boat, spending “several hours in a cold, draughty customs-hall-cum-purgatory until the time came for them to depart for Nice.” These tribulations, he quipped, “more or less threw [his] machine out of gear” and “precipitated [him] into the hands of an Aesculapius” as soon as they reached Monte Carlo.42

The trusted Aesculapius was Dr. Kunemann, an excellent doctor from Alsace who specialized in lung diseases.43 It was discovered that the bronchitis had become chronic and, to Marx’s “horror,” that “the pleurisy had returned.”44 All the moving around had done further damage, and Marx used his customary literary references to joke about it with Engels: “Fate” would seem on this occasion to have displayed an alarming consistency—almost, one might say, as in the tragedies of Amandus Müllner,” where “fate” does indeed play an important role in human existence. Another course of four vesicatories was therefore necessary, and these took place between 9 and 30 May.

Since he had to get better before continuing on his way, Marx spent three weeks in the principality of Monaco. His descriptions of the atmosphere there mix shrewdness with social criticism: for example, he compared Monte Carlo to Gérolstein, the imaginary statelet in which Jacques Offenbach placed his opera The Grand Duchess of Gerolstein (1867). Marx went a few times to the reading room at the famous casino, which offered a good selection of international newspapers. But he told Engels that his “table d’hôte companions at the Hôtel de Russie” and, more generally, the public in the city were “more interested in what goes on in the Casino’s gaming rooms.” His letters from this period alternate between amused observations about people he came across—e.g., “‘a son of Albion, sulky, ill-tempered and bewildered […] because he had lost a certain number of yellow boys, whereas he had been absolutely intent on ‘copping’ the same”—and mordant comments such as: “he couldn’t understand that not even British boorishness is able ‘to bully’ fortune.”45 The most trenchant description of this alien world was offered to his daughter Eleanor, in a letter written shortly before his departure:

At the table d’hôte, in the cafés, etc., almost the only topic that is talked or whispered about is the roulette and the trente et quarante tables. Every now and again something is won, as for instance 100 francs by a young Russian lady (wife of a Russian diplomat-cum-agent) […], who, in return, loses 6,000 frs, while someone else can’t keep enough for the journey home; others gamble away the whole of large family fortunes; very few take away a share of the plunder—few of the gamblers, I mean, and those that do are almost without exception rich. There can be no question of intelligence or calculation here; no one can count with any probability on being favoured by “chance” unless he can venture a considerable sum.46

The frenzy in the air was not confined to the gaming rooms or the evening hours; it pervaded the whole city and entire day of those who visited it. For example, there was a kiosk right next door to the casino.

This is daily adorned with a placard, not printed, but handwritten and signed with the initials of the quill-pusher; for 600 francs he will provide, in black and white, the secret of the science of winning a million francs with a 1,000. […] Nor, or so it is said, is it by any means rare for people to fall victim to this confidence trick. Indeed, most of the gamblers, both male and female, believe there is a science in what are pure games of chance; the ladies and gentlemen sit outside the said Café de Paris, in front of, or on the seats in, the wonderful garden that belongs to the casino, heads bent over little [printed] tables, scribbling and doing sums, while one of them may earnestly expound to another “‘what system’ he prefers, whether one should play in series,” etc., etc. It’s like watching a bunch of lunatics.47

In short, it became clear to Marx that ‘the economic basis of Monaco-Gerolstein is the casino; if it were to close tomorrow it would be all up with Monaco-Gerolstein—the whole of it!’ Without it not even Nice, ‘the rendez-vous in the winter months of the quality and of fortune-hunters alike, could continue to subsist as a fashionable centre (…). And withal, how childish is the casino by comparison with the Bourse!’. After the last in the series of vesicatories, Dr. Kunemann discharged Marx and gave him permission to continue his journey. But he did advise him to stop off “in Cannes for a day or two” to allow the wounds to “dry out,” after which he could move on up to Paris. Once in the exclusive French resort, Marx drew a balance-sheet of his time on the Côte d’Azur:

I have spent an entire month vegetating in this lair of aristocratic idlers or adventurers. Nature superb, in other respects a dreary hole; […] no plebeian “masses” here, apart from the hotel and café waiters, etc., and domestics, who belong to the Lumpenproletariat.48

The weather continued to do its worst and to weigh heavily on him. During the three days in Cannes, there was an exceptionally “strong (if warm) wind and eddies of dust,” talk of which filled “the Riviera’s local press.” Marx responded with self-irony, joking to Engels that “Nature, too, can evince a certain philistine humour (after the manner, already humorously anticipated in the Old Testament, of the serpent feeding on dust, cf. the dusty diet of Darwin’s worms).”

In the same letter, Marx dwelled on the doctor’s final recommendations: “to eat well and amply even if it goes against the grain, and ‘accustom’ oneself to so doing; [to] drink ‘decent’ stuff and go for drives, etc. […] [to] think as little as possible, etc.” He could not fail to remark that “having followed these ‘directions,’ I am well on the way to ‘idiocy,’ and for all that have not rid myself of the bronchial catarrh. A consoling thought for me is that it was bronchitis that sent old Garibaldi to his ‘eternal rest.’” In any case, he was convinced that “at a certain age it becomes completely indifferent how one is ‘launched into eternity.’”49

On 7 June, some four months after his departure from London, Marx was finally in a position to take the train back to his daughter’s house in Argenteuil. He advised her not to bother about his arrival—“Till now, I have always found that nothing has done me more harm than people, at the station, waiting for me”—and not to tell any of the comrades, even Lafargue, that he was expected. He still needed “absolute quietness,” 50 and, as he said to Engels too, “he felt it [was] still necessary […] to have as little ‘intercourse with people’ as possible.”51 The giant was weary and felt he was close to the end of the road. The words he wrote to Jenny were much the same as those of any other mortal: “By ‘quietness’ I mean the ‘family life,’ ‘the children’s noise,’ that ‘microscopic world’ more interesting than the ‘macroscopic.’”52 Karl Marx died nine months after this letter, on 14 March 1883. A few days later, Engels wrote to Friedrich Sorge, the comrade who had become secretary of the International Working Men’s Association after it moved to the United States in 1872:

Mankind is the poorer for the loss of this intellect—the most important intellect, indeed, which it could boast today. The movement of the proletariat will continue on its course but it has lost its focal point, the point to which Frenchmen, Russians, Americans and Germans would automatically turn at moments of crisis, on every occasion receiving clear, indisputable advice such as only genius and consummate expertise can give.53

References
1. Sections of this article are based on Marcello Musto, The Last Years of Karl Marx: An Intellectual Biography (Stanford: Stanford University Press, 2020).
2. Friedrich Engels to Eduard Bernstein, 25 January 1882, MECW 46:186-87. In his view, “Italy [could] hold out fewer guarantees than anywhere else—save, of course, Bismarck’s empire.”
3. See Gilbert Badia, “Marx en Algérie,” in Karl Marx, Lettres d’Alger et de la Côte d’Azur (Paris: Le Temps des Cerises, 1997), 17.
4. See Marcello Musto, Another Marx: Early Manuscripts to the International (London: Bloomsbury, 2018), and Marx’s Capital after 150 Years: Critique and Alternative to Capitalism, ed. Marcello Musto (London-New York: Routledge, 2019). Marx started to write his critique to political economy in 1857, see Marcello Musto, “Marx’s Life at the Time of the Grundrisse: Biographical Notes on 1857-8,” in Karl Marx’s Grundrisse: Foundations of the Critique of Political Economy 150 Years Later, ed. Marcello Musto (London–New York: Routledge, 2008). 147-161.
5. Eleanor Marx, in Hans Magnus Enzensberger, Gespräche mit Marx und Engels (Frankfurt: Insel-Verlag, 1973), 577-78.
6. Karl Marx to Friedrich Engels, 12 January 1882, MECW 46:176. On Eleanor Marx and her special relationship with her father, see Yvonne Kapp, Eleanor Marx (London: Verso, 2018); Chushichi Tsuzuki, The Life of Eleanor Marx, 1855-1898: A Socialist Tragedy (Oxford: Clarendon Press, 1967); Eva Weissweiler, Tussy Marx: Das Drama der Vatertochter (Cologne: Kiepenheuer & Witsch, 2002); and Rachel Holmes, Eleanor Marx: A Life (London: Bloomsbury, 2014).
7. See Karl Marx to Friedrich Engels, 17 February 1882: “No question of passports and such like. Nothing is entered on the passengers’ tickets save Christian and surnames” MECW 46:200.
8. The trip to the Algerian capital has not received much attention from Marx’s biographers. Even Jacques Attali, himself born in Algiers, devoted only half a page to it in his Karl Marx, ou l’Esprit du monde (Paris: Fayard, 2005), 410; despite some inexactitudes about Marx’s stay, he notes that he was ignorant of the Oran uprising between Summer 1881 and Spring 1883. Marlene Vesper’s Marx in Algier (Bonn: Pahl-Rugenstein Nachfolger, 1995) traces with great precision all the events that Marx witnessed at first hand during his visit to Algiers. Also of interest is René Gallissot, ed., Marxisme et Algérie (Paris: Union générale d’éditions, 1976). The novel by Hans Jürgen Krysmanski, Die letzte Reise des Karl Marx (Frankfurt: Westend, 2014), was originally intended as the screenplay for a film on Marx’s stay in Algiers, but was never produced because of a lack of funding.
9. Karl Marx to Friedrich Engels, 1 March 1882, MECW 46:213-14.
10. Karl Marx to Jenny Longuet, 16 March 1882, MECW 46:219.
11. Karl Marx to Friedrich Engels, 1 March 1882, MECW 46:215.
12. Karl Marx to Paul Lafargue, 20 March 1882, MECW 46:221. He added: “But there was this insistent ideamfor which I was not responsible—of the African sun and the wonder-working air out here!,” ibid.
13. Karl Marx to Jenny Longuet, 16 March 1882, MECW 46:218.
14. Karl Marx to Jenny Longuet, 27 March 1882, MECW 46:224. He added: “Between us: Though in the Isle of Wight the weather was unfavourable, but still my health improved so greatly that people wondered. […] at London, on the contrary, Engels’ excitement […] in fact has upset me: I felt, I could no longer stand it; hence my impatience to get from London away on any condition whatever!” People may kill someone out of real most sincere love; with all that nothing more dangerous in such cases for a reconvalescent!” ibid.
15. Karl Marx to Paul Lafargue, 20 March 1882, MECW 46:221-22.
16. Karl Marx to Friedrich Engels, 1 March 1882, MECW 46:215.
17. Karl Marx to Friedrich Engels, 28-31 March 1882, MECW 46:226.
18. Karl Marx to Jenny Longuet, 16 March 1882, MECW 46:219.
19. Karl Marx to Jenny Longuet, 27 March 1882, MECW 46:225.
20. Karl Marx to Friedrich Engels, 1 March 1882, MECW 46:213, 215.
21. Karl Marx to Friedrich Engels, 4 April 1882, MECW 46:229.
22. Karl Marx to Pyotr Lavrov, 23 January 1882, MECW 46:184.
23. Karl Marx to Jenny Longuet, 27 March 1882, MECW 46:225. In October 1881, the publisher Otto Meissner had asked Marx to make any necessary corrections or additions to Volume One of his magnum opus in preparation for a new edition. On the making of Capital see Marcello Musto, “The Writing of Capital: Genesis and Structure of Marx’s Critique of Political Economy,” Critique, Vol., No. 46 (season? 2018), n. 1: 11-26.
24. Karl Marx to Paul Lafargue, 20 March 1882, MECW 46:221; MEW 35:293.
25. Karl Marx to Jenny Longuet, 6-7 April 1882, MECW 46:230; MEW 35:298.
26. Karl Marx to Friedrich Engels, 20 May 1882, MECW 46:210; MEW 35:65.
27. See Paul Lafargue to Friedrich Engels, 19 June 1882, in Frederick Engels, Paul Lafargue, and Laura Lafargue, Correspondence, Vol. 1, 1868-1886 (Moscow: Foreign Languages Publishing House, 1959), 87.
28. Cf. Friedrich Engels to Eduard Bernstein, 22-25 February 1882, MECW 46:210-11. Lafargue was later certainly exaggerating when he said that “Marx has come back with his head full of Africa and the Arabs; he took advantage of his stay in Algiers to devour its library, it seems to me that he has read a great number of works on the condition of the Arabs,” Paul Lafargue to Friedrich Engels, 16 June 1882, in Engels, Lafargue, and Lafargue, Correspondence, 83. As Badia has pointed out, it is much more likely that Marx was unable to “learn much about the social and political situation in the French colony,” although his “letters from Algiers testify to his many-sided curiosity,” in Gilbert Badia, “Marx en Algérie”, in Karl Marx, Lettres d’Alger, 13.
29. Karl Marx, “Excerpts from M.M. Kovalevskij [Kovalevsky], Obschinnoe zemlevladenie. Prichiny, khod i posledstviya ego razlozheniya [Communal landownership: The causes, course and consequences of its decline]” In Lawrence Krader, The Asiatic Mode of Production: Sources, Development and Critique in the Writings of Karl Marx (Assen: Van Gorcum, 1975), 412.
30. See Marlene Vesper, Marx in Algier, 33-34, which reproduces passages from the article “The Concessions” in the local daily.
31. Karl Marx to Paul Lafargue, 20 March 1882, MECW 46:220. Marx added that “the same practice can be observed in various places in South America,” ibid.
32. This total refers only to his surviving correspondence. In reality, Marx wrote more letters, including some to his daughter Eleanor, but these have been lost over time: “He wrote me long letters from Algiers. Many of these I no longer possess, since at his request I sent them on to Jenny and she gave only a few back to me,” Eleanor Marx, in Gespräche mit Marx und Engels, 578.
33. Karl Marx to Jenny Longuet, 6-7 April 1882, MECW 46:231-32.
34. Karl Marx to Laura Lafargue, 13-14 April 1882, MECW 46:242.
35. Ibid., 238.
36. Karl Marx to Friedrich Engels, 8 April 1882, MECW 46:234.
37. Karl Marx to Friedrich Engels, 18 April 1882, MECW, 46:246-47.
38. Karl Marx to Laura Lafargue, 13-14 April 1882, MECW 46:243.
39. Karl Marx to Friedrich Engels, 28 April 1882, MECW 46:249.
40. Marx himself said that, although he had not had “one day of complete repose” in the eight weeks before the photograph, he was “still putting a good face on things,” ibid. Engels was very happy with what his friend had told him. “He had his photograph taken in Algiers,” he wrote to August Bebel, “and is looking quite his old self again,” Friedrich Engels to August Bebel, 16 May 1882, MECW 46:259. Cf. Vesper, Marx in Algier, 130-35.
41. Karl Marx to Friedrich Engels, 8 May 1882, MECW 46:253.
42. Karl Marx to Eleanor Marx, 28 May 1882, MECW 46:267.
43. Cf. Karl Marx to Friedrich Engels, 5 June 1882, MECW 46:272.
44. Karl Marx to Friedrich Engels, 20 May 1882, MECW 46:262. Marx did not write to his daughters of this development, since “it would alarm them unnecessarily,” ibid., 264.
45. Karl Marx to Friedrich Engels, 8 May 1882, MECW 46:254.
46. Karl Marx to Eleanor Marx, 28 May 1882, MECW 46:268.
47. Ibid., 269. The English engineer Joseph Jaggers did discover a way of breaking the bank—not by any scientific system, however, but simply by studying a mechanical dysfunction. In 1873, he realized that one roulette wheel was more unbalanced than the others, so that it came up with nine numbers more often than others. He managed to win one and a half million francs, before the casino became aware of the defect and repaired it without difficulty.
48. Karl Marx to Friedrich Engels, 5 June 1882, MECW 46:272.
49. Ibid., 274.
50. Karl Marx to Jenny Longuet, 4 June 1882, MECW 46:271.
51. Karl Marx to Friedrich Engels, 5 June 1882, MECW 46:274. The literary reference here is to a work by Adolph von Knigge, entitled precisely On Intercourse with People (1788).
52. Karl Marx to Jenny Longuet, 4 June 1882, MECW 46:272.
53. Friedrich Engels to Friedrich Sorge, 15 March 1883, MECW 46:462-63. On the contemporary relevance of Marx, see The Marx Revival: Key Concepts and New Interpretations, ed. Marcello Musto (Cambridge: Cambridge University Press, 2020).

Bibliography
Attali, Jacques. Karl Marx, ou l’Esprit du monde. Paris: Fayard, 2005.
Badia, Gilbert. “Marx en Algérie”. In Karl Marx, Lettres d’Alger et de la Côte d’Azur, 7-39. Paris: Le Temps des Cerises, 1997.
Engels, Frederick, Paul Lafargue, and Laura Lafargue. Correspondence, Vol. 1, 1868-1886. Moscow: Foreign Languages Publishing House, 1959.
Gallissot, René, ed. Marxisme et Algérie. Paris: Union générale d’éditions, 1976.
Gespräche mit Marx und Engels, ed. Hans Magnus Enzensberger. Frankfurt: Insel-Verlag, 1973.
Holmes, Rachel. Eleanor Marx: A Life. London: Bloomsbury, 2014.
Kapp, Yvonne. Eleanor Marx. London: Verso, 2018.
Krysmanski, Hans Jürgen. Die letzte Reise des Karl Marx. Frankfurt: Westend, 2014.
Marx, Karl. “Excerpts from M.M. Kovalevskij [Kovalevsky], Obschinnoe zemlevladenie. Prichiny, khod i posledstviya ego razlozheniya [Communal landownership: The causes, course and consequences of its decline]”. In Lawrence Krader, The Asiatic Mode of Production: Sources, Development and Critique in the Writings of Karl MarxAssen: Van Gorcum, 1975. 343–412.
Marx, Karl, and Friedrich Engels. Letters 1880-83, MECW Vol. 46. London: Lawrence & Wishart, 1992.
Musto, Marcello. “Marx’s Life at the Time of the Grundrisse: Biographical Notes on 1857-8.” In Karl Marx’s Grundrisse: Foundations of the Critique of Political Economy 150 Years Later. Ed. Marcello Musto. London–New York: Routledge, 2008. 147-161.
———. “The Writing of Capital: Genesis and Structure of Marx’s Critique of Political Economy.” Critique, Vol. 46, No. 1 (2018), 11-26.
———. Another Marx: Early Manuscripts to the International. London: Bloomsbury, 2018.
———, ed. Marx’s Capital after 150 Years: Critique and Alternative to Capitalism. London-New York: Routledge, 2019.
———, ed. The Marx Revival: Key Concepts and New Interpretations. Cambridge: Cambridge University Press, 2020.
———. The Last Years of Karl Marx: An Intellectual Biography. Stanford, CA: Stanford University Press, 2020.
Tsuzuki, Chushichi. The Life of Eleanor Marx, 1855-1898: A Socialist Tragedy. Oxford: Clarendon Press, 1967.
Vesper, Marlene. Marx in Algier. Bonn: Pahl-Rugenstein Nachfolger, 1995.
Weissweiler, Eva. Tussy Marx: Das Drama der Vatertochter. Cologne: Kiepenheuer & Witsch, 2002.