Marx for Today
Na rond 1989 officieel dood te zijn verklaard en verwezen te zijn naar de spreekwoordelijke vuilnisbak van de geschiedenis, was Marx verrassend snel weer terug, en dook op verschillende plaatsen weer op. Voor Marcello Musto, de redacteur van deze verzameling essays over Marx, was er altijd een “terugkeer naar Marx”.
Of zoals de eminente poststructuralistische filosoof Jacques Derrida zei: “het is altijd fout Marx niet te lezen, te herlezen en te bediscussiëren” (blz. 4).
Alles behalve dood
Sinds 1989, beleefden we niet alleen de publicatie van Derrida’s van “Spectres of Marx” (1993), maar ook de 150ste verjaardag van het Communistisch Manifest (1998), die Marx gedeeltelijk rehabiliteerden als een profeet van de globalisering en zijn gelijk over enkele van de manieren waarop het kapitalisme zich ontwikkelt. In 1999 versloeg Marx Einstein, Darwin en Newton in een BBC-poll om de titel van “grootste denker van het millennium”.
Echter, als Marx nooit volledig weg was, kwam de discussie rond hem toch een beetje vreemd over. Zijn gelijk over de globalisering bracht echt geen siddering te weeg in de kringen van de heersende klassen. Nu in 2012, midden in de zwaarste wereldwijde recessie sinds de jaren 1930, is de toon van het debat echter veel serieuzer. In een recente BBC2-serie “Masters of Money” met afleveringen over Keynes, Hayek en Marx ging het laatste woord naar Marx. Het was een onheilspellend laatste woord, namelijk dat het systeem zich in een ernstige crisis bevindt, en in plaats van alleen maar een verstoring, zijn dergelijke crises inherent aan het kapitalisme zelf.
Actief op zoek naar voorbij het kapitalisme, zoals Marx wilde, werd nog steeds beschouwd als niet aan de orde, en beelden uit in een voormalige Stasi-gevangenis in Oost-Duitsland dienden om dit punt te benadrukken. Echter, behalve zulke voorspelbare en goedkope aanvallen, was de kritiek van Marx op het kapitalisme, met zijn regelmaat van crises en zijn klassentegenstellingen, onmiskenbaar terug op de politieke agenda.
Terug naar Marx for Today
Zijn dit dan de opportune omstandigheden voor de publicatie van een verzameling van wetenschappelijke artikelen met de titel “Marx for Today”? Marcello Musto schrijft in de inleiding dat Marx ‘de logica van het systeem dieper onderzocht dan enige andere moderne denker’ (p.7). Deze verzameling van essays geeft ruimte aan zowel de diepte als de breedte van het denken van Marx, en beslaat een brede waaier van thema’s; nationalisme en etniciteit, vervreemding, democratie, emancipatie en de contouren van een toekomstige post-kapitalistische maatschappij. Het bevat ook een sectie die de verspreiding van het denken van Marx over de hele wereld onderzoekt, verder dan de Noord-Amerikaanse en de Europese kernlanden en inclusief Brazilië, Rusland, China, Zuid-Korea en Japan.
Recepten voor de toekomst
Elke ‘terugkeer naar Marx’ heeft een gevaar in zich, en Musto is erop gebrand om het rigide vasthouden aan een set van geschriften die het Marxisme van zowel de Tweede Internationale, met de geconsolideerde macht van Stalin, als de Derde Internationale kenmerkte, te vermijden. Marx zelf waarschuwde, blijkbaar met weinig resultaat, voor ‘eenvoudige recepten voor de toekomst’ (blz. 3). Musto geeft een heldere beschrijving van de tekortkomingen van het Marxisme van de Tweede Internationale, en beschrijft het als een ‘schematisch’, ‘economisch deterministische’ en het hebben van een ‘naïef geloof in de automatisch naar voren gerichte mars van de geschiedenis, en dus in de onvermijdelijkheid van de vervanging van het kapitalisme door het socialisme “(blz. 1).
Gezien de barbaarsheid van de twintigste eeuw en de op handen zijnde dreigende ecologische ramp van de eenentwintigste eeuw, zijn begrippen zoals de ‘naar voren gerichte mars van de geschiedenis’ nogal absurd. Maar de waarschuwing van Marx tegen eenvoudige recepten staat nog steeds. Elke herlezing van zijn werken nu moet proberen leerstellige introspectie te vermijden ten gunste van een actieve betrokkenheid met de economische, sociale, politieke, militaire en ecologische realiteit rondom ons.
Wat dit laatste betreft, herinnert Musto ons eraan dat “Marx’ analyse van het kapitalisme niet alleen een economische onderzoek was, maar ook relevant was voor het begrip van machtsstructuren en menselijke relaties “(blz. 7). De breedte van de essays in dit boek zijn zeker een poging om recht te doen aan de brede visie van Marx.
‘Niet alleen Kapitaal en Klasse: Marx over niet-westerse samenlevingen, nationalisme en etniciteit’
Kevin Anderson richt zich op wat hij ziet als de barrières die steeds de ‘weg terug blokkeren naar Marx als de primaire bron van linkse kritiek op de kapitalistische moderniteit als geheel, en die tevens de theoretische achtergrond levert om haar te overstijgen’ (p.20). Voor Anderson, is de barrière dat grote delen van linkse en progressief academische kringen geloven, niet dat Marx te radicaal was, maar niet radicaal genoeg. Post-modernisten beschuldigen Marx ervan een ‘groot verhaal’ te hebben geconstrueerd die de historische ontwikkelingen veel te lineair verklaren. Aldus zijn types als Foucault en Deleuze eigenlijk radicaler dan Marx (p.20).
In dezelfde geest wordt er gezegd, dat hoewel het model van Marx kan helpen met het verklaren van klasse en bepaalde en economische factoren het tegelijkertijd de door sekse, etniciteit, ras en nationalisme bepaalde factoren verwaarloost. Edward Said beschuldigde Marx nogal opmerkelijk van eurocentrisme in zijn boek “Orientalism”, en Anderson werpt zich op om Marx’ begrip van niet-westerse samenlevingen en nationaliteiten te verdedigen. Dit doet Anderson door middel van een gedetailleerde herlezing van zijn geschriften over India, China, Rusland, Ierland, Polen en de Amerikaanse Burgeroorlog. Gericht tegen Said snijdt Anderson drie essentiële punten aan over het werk van Marx; (1) het gaat weldegelijk over de specificiteiten van de natie, etniciteit en ras, (2) Marx had een belangrijke originele bijdrage in het theoretiseren over hoe het voor inheemse vormen van verzet tegen het kapitaal nodig is om aan te sluiten met de werkende klassen in meer technologisch geavanceerde sectoren van de wereldeconomie, (3) Marx’ theorievorming over hoe ras, etniciteit en nationalisatie kruisen met klassenstrijd is vandaag nog steeds relevant (p.35).
Terug naar Marx’ concept van vervreemding
Marcello Musto onderzocht hoe Marx’ concept van vervreemding zich ontwikkelde tussen zijn vroegere en latere werken en ook hoe verschillende niet-Marxistische denkers dit concept aanpasten en vaak vertekenden in de twintigste eeuw. In de ‘Economisch-filosofische manuscripten’, die voor het eerst verscheen in 1932, richtte Marx zich op de verschillende manieren waarop de arbeiders zijn vervreemd in de kapitalistische maatschappij; van zowel het product als het proces van hun arbeid, van hun specifieke maatschappelijke positie, en hun relatie tot andere mensen (p. 95). Musto beargumenteert dat voor Marx vervreemding was ‘een bepaald fenomeen binnen een precieze vorm van de economie: waar loonarbeid en de transformatie van de producten van de arbeid in objecten staan tegenover de producenten (p. 95). Marx beschouwde vervreemding vanuit een historisch en niet een natuurlijk oogpunt.
Echter, in de handen van schrijvers als Herbert Marcuse werd vervreemding geassocieerd met arbeid in het algemeen, en niet met specifieke loonarbeid, en met technologische dominantie in plaats van kapitalistische productieverhoudingen (pp.96-8). Voor Horkheimer en Adorno, was vervreemding het resultaat van sociale controle en de manipulatie van menselijke behoeften door de massamedia van een door technische rationale gedomineerde samenleving (p.98). Voor psychoanalyse en existentialisme ging vervreemding, zij het op verschillende manieren, voornamelijk over individuele subjectiviteit, en werd de objectieve basis in de kapitalistische productieverhoudingen gebagatelliseerd (pp.98-100). Binnen de reguliere sociologie en psychologie was het concept van vervreemding nog meer individualistisch (p.105). Daarom gingen, op verschillende manieren, al deze theorieën over andere zaken dan het overwinnen van de vervreemding door de arbeidersklasse.
Volgens Musto, kwam de uitdaging aan de individualistische opvatting van vervreemding met de ruimere verspreiding van de geschriften van Marx over het onderwerp tijdens de jaren 1960 (p.112). In Grundrisse en Kapital, volume een, werkt Marx zijn eerdere concept van vervreemding uit, waardoor het een steviger basis krijgt in economische categorieën en het wordt gekoppeld aan ruilwaarde. Dit culmineerde in zijn theorie van de warenfetisjisme die tot doel had om uit te leggen hoe de sociale relaties tussen mensen het uiterlijk aannemen van materiële relaties tussen dingen (pp.110-13).
Voor Musto was het cruciale belang van het latere werk van Marx over vervreemding dat:
‘Het was een opvatting gericht op het overwinnen van vervreemding in de praktijk – op de politiek en de acties van sociale bewegingen, partijen en vakbonden om de werk- en leefomstandigheden van de arbeidersklasse te veranderen’ (p.112).
In de context van de politieke en sociale opstanden van de jaren 1960, voorzag het werk van Marx op het gebied van vervreemding in:
‘Een anti-kapitalistisch, ideologisch platform voor de buitengewone politieke en sociale beweging die in de wereld in die jaren in vuur en vlam zette. Vervreemding verliet de boeken van filosofen en de collegezalen van universiteiten, ging de straat op en de arbeidersstrijd binnen, en werd een kritiek op de burgerlijke samenleving in het algemeen “(p.112).
De radicalen van de jaren ’60 die droomden van een wereld zonder vervreemding zouden worden teleurgesteld. Omdat de radicale veranderingen van de jaren 1960 en ’70 werden teruggedraaid en omdat het neo-liberalisme opkwam en vervolgens zijn greep consolideerde, is de vervreemding aanzienlijk toegenomen. Echter, nu de financiële markten en de eco-systemen snel afstevenen op een catastrofe wordt de relevantie van de kritiek van Marx over vervreemding en daarmee de mogelijkheid om nieuwe sociale bewegingen te inspireren weer overduidelijk.
‘Het herontdekken van Marx tijdens een kapitalistische crisis’
Ricardo Wolff beschrijft het kapitalisme als een economisch systeem dat oscilleert tussen periodes van beperkte staatsinterventie in de markten en het privé-eigendom, en periodes van relatief meer overheidsingrijpen; periodes van privé kapitalisme, gevolgd door staatskapitalisme (p.148). Twee alternatieve, reguliere en niet-Marxistische theorieën, namelijk de Keynesiaanse en de neo-klassieke scholen van het economisch denken, hebben in de loop van de twintigste eeuw geprobeerd om de werking van dit systeem uit te leggen (p.148). Sinds de jaren 1970 en het begin van het neoliberalisme, is de neo-klassieke school veruit de dominante met het Keynesiaanse alternatief grotendeels gemarginaliseerd.
Sinds de crash in 2008 onderging het Keynesianisme enig herstel. Echter, voor Wolff blijft het Keynesiaanse bericht wat het altijd was: staatsinterventie moet het kapitalisme te redden van zijn private vorm (p.150). Keynesiaans beleid kan tijdelijk nieuw leven inblazen in het systeem, maar de crises zullen terugkeren en de weg vrijmaken voor een beweging terug naar de particuliere vorm van kapitalisme. Voor Wolff is het probleem dat beide scholen de kapitalistische structuur van productie aanvaarden:
‘De oscillaties tussen de twee vormen van kapitalisme en tussen de twee reguliere theorieën voorkomen dat crises in het kapitalisme de crises van het kapitalisme wordt, waarbij het kapitalistische systeem van productie zelf tot vraagstuk wordt. De oscillaties tussen de twee theorieën vormen en bevatten het publieke debat als de kapitalistische crisis tot ernstige sociale lijden leidt. Het beperkt het bereik van bespreekbare oplossingen tot meer of minder regelgeving, meer of minder monetair of fiscaal beleid, en ga zo maar door. Die inperking weerhoudt het publiek van het zich inbeelden, laat staan het beschouwen van de Marxistische alternatieve oplossing, namelijk een overgang vanuit beide vormen van kapitalisme naar een ander systeem ‘(p.151).
Wolff daarentegen brengt naar voren dat de Marxistische reactie op de herhaalde economische crises ‘geen voorkeur zou aangeven voor de ene vorm van kapitalisme over de andere’, maar ernaar zou streven om het systeem te veranderen en om de samenleving verder te brengen dan het kapitalisme (p.159). Wolff schetst vervolgens hoe dit kan worden gerealiseerd op een micro-niveau, blijkbaar om een bias in het traditionele socialistische denken te corrigeren in de richting van een macro-vormgeving van een post-kapitalistische maatschappij (p.159).
Ongetwijfeld heeft Wolff gelijk door de mogelijkheid te benadrukken, die wordt gecreëerd door de economische crisis voor een heropleving van zowel een Marxistische economische kritiek op het systeem, als een politiek programma om deze te bestrijden, echter, zijn formulering van de tekortkomingen van zowel de neo-klassieke als de Keynesiaanse oplossing is zeer problematisch doordat hij geen onderscheid maakt in de vaak sterk wisselende inhoud van de twee oplossingen. Botweg gezegd, zowel Clement Atlee (premier van het Verenigd Koninkrijk van 1945 tot 1951 en leider van de Labour-partij van 1935 tot 1955) als Margaret Thatcher accepteerden de kapitalistische wijze van productie, maar het is vreemd voor een Marxist dat hij het verschil niet ziet.
Onze huidige conjunctuur stelt de onmiddellijke politieke keuze aan de orde tussen de programma’s van harde besparingen, trouw aan de leerstellingen van de neo-klassieke theorie, of een soort van ‘Keynesiaans’ alternatief. Zelfs in Griekenland is een stap in de richting van de verovering van de staatsmacht en de opbouw van een post-kapitalistische economie langs Marxistische lijnen nog niet aan de onmiddellijke horizon. In dergelijke omstandigheden loopt men het risico een beetje wereldvreemd te worden gevonden als men deze keuze tussen twee vormen van kapitalisme negeert en monomaan aandringt op het Marxistische alternatief.
Natuurlijk, voor radicaal-links betekent het nastreven van een ‘Keynesiaanse’ oplossing niet dat men probeert de kapitalistische structuur van productie te stabiliseren, maar het creëren van een beweging die, terwijl het beperkte hervormingen nastreeft, begint te wijzen op mogelijkheden buiten de logica van het systeem als geheel. Dit betekent iets in de trant van wat Trotski aanduidde als een overgangsprogramma. In die zin kan het zijn dat de weg naar Marx gaat door een reeks van escalerende volksmobilisaties die streven naar een ‘Keynesiaans’ programma als alternatief voor bezuinigingen.
Conclusies
Als herlezing van Marx betekent dat we onszelf opnieuw committeren aan het lange termijn doel van een samenleving van geassocieerde producenten dan is dat allemaal prima. Maar we moeten ook luisteren naar de waarschuwing van Marx met betrekking tot eenvoudige recepten voor de toekomst. Zuiverheid in de leer mag niet ons doel zijn. De weg naar een samenleving van geassocieerde producenten noodzaakt tot vele tactische en conjuncturele beslissingen waarbij compromissen nodig zijn en de vraag is of deze binnen “passende grenzen” worden gehouden. Op zoek naar enig soort van politieke en sociale realiteit op basis van de ideeën van Marx zullen aanpassingen aan de omstandigheden en improvisaties nodig zijn die niet altijd kunnen worden voorzien.
In die zin is het gedurfde experiment ondernomen door Lenin en de Bolsjewieken in de meest uitzichtloze omstandigheden van groot nut voor ons vandaag. In die zin ook is een van de meer teleurstellende aspecten van “Marx for Today” de aandacht die aan Lenin wordt gegeven in de eerste jaren van de Russische revolutie door Paresh Chattopadhyah (pp.45-9). Op zoek naar verschillen tussen Lenin en Marx, door hem op een hoop te gooien samen met Stalin en Mao onder de noemer van ‘anti-emancipatorisch socialisme’ (p.43) gaat het hier om het betreden een saai en tot op de draad versleten pad.
Maar al met al is “Marx for Today” een stimulerend boek dat recht doet aan de diepte en breedte van het denken van Marx en dat een sterk beroep doet op zijn hedendaagse relevantie.
Marcello
Musto