In 2018 hadden we een Marx-jaar. Op de Nederlandstalige boekenmarkt bleef het opvallend stil.
Alleen Walter Weyns, docent sociologie aan de UAntwerpen, bracht een kort boekje uit. Een klein overzicht met helaas enkele gekende (Popperiaanse) platitudes. Dit staat in schril contrast met de internationale Marx revival de afgelopen jaren. In de VS, GB, Duitsland en Frankrijk is een nieuwe generatie aan humane wetenschappers opgestaan, die zich danig laat inspireren door Marx’ werk. Marcello Musto is een van bekendste protagonisten. Hij besloot aandacht te schenken aan de viering van 150 jaar Eerste Internationale. Hij verzamelde een schare aan onderzoekers om in elf hoofdstukken uit de doeken te doen waarom de Eerste Internationale van monumentaal belang was. Laten we onmiddellijk overgaan tot een algemene evaluatie van de ingediende hoofdstukken. Een geredigeerd boek heeft altijd het grootste probleem om een rode draad doorheen de bijdragen te behouden. Dit boek kent ook dit oud euvel. Niet dat de bijdragen kwalitatief ondermaats zijn. Eerder zijn de latere hoofdstukken wel zeer los verbonden met het thema van de Eerste Internationale. Het zijn case studies over hoe de hedendaagse protestbewegingen zich verzamelen rond vakbonden of hoe dat de syndicale beweging te maken krijgt met het neoliberale offensief. Aangevuld met getuigenissen van syndicale werkers op mondiaal vlak. Musto’s en Comninel’s bijdragen over de Eerste Internationale zijn dan juist een ideaal overzicht over haar ontstaansgeschiedenis. Deze Internationale bestond uit een bonte mix aan arbeidersorganisaties. De Britse vakbewegingen waren de centrale spil. Dit is niet verwonderlijk. In 1864, een kleine dertig jaar voor de opkomst van moderne en nationale syndicale organisaties, waren de Britten de avant-garde betreffende de zelf-organisatie van de arbeiders. De Brits vakbewegingen waren gekenmerkt door organisatie volgens sector, en hadden voornamelijk een economische eisenpakket. Zij waren weinig actief op politiek vlak na het uiteenvallen van het Chartism als directe voorloper van het Britse socialisme. Na een woelige tijd met vele slachtoffers waren deze vakbewegingen ook opvallend weinig revolutionair ingesteld. Op het continent, alvast in Frankrijk en België, stonden de mutualisten van Proudhon nog zeer sterk binnen de ontluikende arbeidersbeweging. De Proudhonisten waren rabiaat gekant tegen politieke actie en geloofden eerder dat alleen een stakingsbeweging de staat op haar knieën kon krijgen. Ook geloofden zij dat de een coöperatieve beweging het kapitalisme als economisch systeem gradueel kon transformeren. Onderzoekers beschouwen dan ook de Proudhonisten als de rechterzijde van de Internationale. Een derde, meest radicale, factie waren de communisten onder leiding van Karl Marx. Rondom de Internationale zwierven dan nog de meest uiteenlopende stromingen, gaande van resterende utopisten tot aanhangers van Ferdinand Lasalle. Het was dan ook te danken aan Marx dat de Internationale niet onmiddellijke implodeerde door sektarische gevechten. Hij gaf de organisatie een klare theorie en schipperde tussen democratisch pluralisme en een uitgetekende koers naar het ontwikkelen van een massabeweging. De redacteurs van het boek hebben vervolgens ook een aantal documenten van de Internationale getranscribeerd, wat dan ook handig is om een algemene indruk te krijgen over het programmatisch luik. Dit boek is dan ook een must have voor eenieder die geïnteresseerd is in de vroege dagen van de Europese arbeidersbeweging.
Marcello
Musto